Fonds faciliteert een snelle uitkering
Dankzij het Depositogarantiefonds zijn direct financiële middelen beschikbaar, mocht het DGS tot uitkering moeten overgaan. Het fonds draagt daarmee bij aan de gewenste verkorting van de uitkeringstermijn. Waar Nederlandse spaarders ten tijde van het falen van DSB Bank maximaal drie maanden op hun vergoeding moesten wachten, ambieert DNB om vanaf 2019 in maximaal 7 werkdagen uit te keren. Deze kortere uitkeringstermijn versterkt de beschermende werking van het DGS en moet het vertrouwen in het stelsel verder verbeteren.
De kortere uitkeringstermijn vergroot het belang dat het DGS te allen tijde over voldoende middelen kan beschikken. Daarom heeft het Depositogarantiefonds ook toegang tot meerdere alternatieve financieringsbronnen. Zo is het sinds juli 2018 mogelijk om van de banken een voorschot te vragen op buitengewone premies die achteraf in rekening worden gebracht als het fonds ontoereikend is voor een DGS-uitkering. Hiermee kan het fonds in zeer korte tijd met ongeveer 2,5 miljard euro aangevuld worden. Daarnaast is het Depositogarantiefonds eveneens in juli 2018 een kredietfaciliteit van 3 miljard euro overeengekomen met een consortium van Nederlandse banken. Wanneer nodig kan het fonds binnen 3 werkdagen over dit krediet beschikken.
Deze financieringsbronnen tezamen reduceren bovendien de kans dat het fonds een beroep moet doen op de Staat als achtervang om tijdelijk liquiditeit te verschaffen. Dit is in lijn met het principe om de verwevenheid tussen de bankensector en overheid te doorbreken. Een beroep op de Staat kan echter in extremere scenario’s (zogenaamde staartrisico’s) toch noodzakelijk blijken.
EDIS als sluitstuk van de bankenunie
Sinds eind 2015 onderhandelen Europese lidstaten over de totstandkoming van het ‘European Deposit Insurance System’ (EDIS) als derde pijler van de bankenunie, naast het gezamenlijke bankentoezicht en het gezamenlijke resolutiekader. EDIS dient niet ter vervanging van nationale DGS’en, maar tilt de financiering binnen de bankenunie naar een gezamenlijk niveau.
Het aantoonbaar terugdringen van risicoverschillen tussen lidstaten – bijvoorbeeld door het aanpakken van niet-presterende leningen op bankbalansen en het effectiever maken van nationale faillissementswetgeving – wordt als voorwaarde beschouwd voor de totstandkoming van EDIS. Indien EDIS daadwerkelijk wordt ingevoerd, vloeien de middelen uit het nationale Depositogarantiefonds naar een gezamenlijk Europees fonds. In dat geval is het van belang om ook de alternatieve financieringsbronnen zoveel mogelijk op Europees niveau te regelen. Door het delen van liquiditeit en risico’s kan EDIS het vertrouwen in DGS’en en daarmee de bankenunie verder bestendigen.