De Nederlandse inflatie blijkt redelijk gevoelig voor die prijsontwikkeling, zo blijkt uit een simulatie. Terwijl de ontwikkelde economieën in een gematigd tempo herstellen van de financiële crisis, groeien veel opkomende economieën alweer hard. Dit gaat gepaard met een hoge kredietgroei, oplopende onroerendgoedprijzen en een lage werkloosheid. Op dit moment is de inflatie in opkomende economieën (inclusief ontwikkelingslanden) al 6% op jaarbasis, veel hoger dan de 2% in ontwikkelde economieën. Een verder oplopende inflatie is een belangrijk risico voor de opkomende economieën.
De situatie in China is een goed voorbeeld van dat risico. In reactie op de stijgende inflatie en lage werkloosheid hebben Chinese werknemers hogere salarissen afgedwongen. Zo verhogen veel regio’s in China dit jaar het minimumloon met 10 tot 20%. Hierdoor stijgen de productiekosten, die de veelal lage winstmarges op eenvoudige fabricaten verder onder druk zetten. Om verliezen te voorkomen zijn producenten genoodzaakt om de kostenstijgingen door te berekenen aan hun klanten, waarmee een loon-prijsspiraal kan ontstaan. Deze Chinese producenten zullen hun prijzen niet alleen voor Chinese consumenten verhogen, maar ook de exportprijzen verhogen. Door de sterke groei van de binnenlandse vraag naar Chinese producten zijn producenten minder afhankelijk van het buitenland, waardoor hogere exportprijzen gevraagd kunnen worden, zonder een forse daling van de totale afzet.
Veel Westerse landen hebben lange tijd een lage inflatie 'geïmporteerd', door de import van producten uit lagelonenlanden zoals China. Zo stegen de Chinese exportprijzen tussen 1995 en 2009 vrijwel niet (zie de grafiek). Juist in deze periode steeg het aandeel van China in de wereldhandel van 3 naar 9 procent. Dat de prijsstijging van Chinese producten laag blijft is echter niet vanzelfsprekend. Tussen 1983 en 1994 waren jaarlijkse prijsstijgingen boven de 20% geen uitzondering. Ook nu, na de prijsdaling in 2009, is er weer een opwaartse trend zichtbaar die volgens de huidige inzichten aanhoudt tot 2013. Het verschil met de jaren 80 en begin jaren 90 is dat China nu de grootste exporteur ter wereld is. Hierdoor zullen de verwachte prijsstijgingen sneller doorwerken naar de gehele wereldeconomie, wat voor de ontwikkelde economieën het einde kan inluiden van de import van lage inflatie. Dit wordt nog versterkt doordat China geen uitzondering is. Veel andere Aziatische en Zuid-Amerikaanse economieën combineren een hoge economische groei met lage werkloosheid en oplopende inflatie.