Zo blijkt uit het onderzoek van Neeltje van Horen van de Nederlandsche Bank en Ralph de Haas van de European Bank for Reconstruction and Development. In een interview vertellen zij over de uitkomsten van hun onderzoek naar de markt van internationale syndicaatsleningen. Op deze markt worden grote leningen van minstens 1 miljoen euro verhandeld die meerdere banken samen – als een syndicaat – verstrekken aan bedrijven. Niet alleen aan multinationals, maar ook aan grote en middelgrote bedrijven.
Door de crisis kelderde het volume van grensoverschrijdende syndicaatsleningen met 60% wereldwijd. Hoe kwam dit?
‘Vergelijk je het volume van 2006-2007, dus van vóór de crisis, met het volume van een jaar na de neergang van Lehman Brothers, dan is de terugval 58% om precies te zijn. Dat cijfer weerspiegelt niet de verandering in het totale volume van alle syndicaatsleningen wereldwijd: het gaat alleen om de terugval in het internationale deel van syndicaatsleningen aan bedrijven. Dus als bijvoorbeeld Philips een lening krijgt van een syndicaat bestaande uit een Nederlandse en drie buitenlandse banken, dan tellen we het aandeel van die Nederlandse bank niet mee. Het gaat ons in dit onderzoek namelijk niet om de nationale markt, maar om wat banken doen met leningen over de grens in tijden van crisis.’
Hoe belangrijk is deze markt?
‘Voor bedrijven die internationale financiering zoeken is deze markt heel belangrijk. Tweederde van de totale grensoverschrijdende kredietverlening aan de opkomende landen loopt via de syndicaatmarkt; voor de VS is dat 40%. Dus als die markt in elkaar zakt, dan is dat een enorme klap voor het bedrijfsleven.’
Welke banken hebben jullie onderzocht?
‘We kijken naar de cijfers van 118 grote spelers: zowel banken uit het Westen als uit opkomende landen als China en Brazilië. Samen hebben zij ongeveer 95% van de syndicaatmarkt voor bedrijven in handen. Als je dan de cijfers ziet van 2006/7 en 2008/9, dan is het overduidelijk dat banken wereldwijd fors hebben gesnoeid op hun grensoverschrijdende leningen. Maar niet overal even hard.’
Zijn er verschillen tussen banken?
‘We vergeleken banken met een gezonde financieringspositie met banken met financieringsproblemen, zoals banken met veel verliezen op subprime leningen of een hard kelderende aandelenkoers. Dan zie je inderdaad een groot verschil. Ten tijde van crisis is de kans gemiddeld ongeveer 40% dat een bank zich volledig terugtrekt uit een land: maar voor banken met een gemiddelde financieringsschok is die kans substantieel groter: tussen de 47 en 51%. Logisch, want zij hebben veel meer kapitaal nodig om zelf overeind te blijven en moeten dus snoeien op de kredietverstrekking.’
Is overal het mes gezet in de internationale kredietverlening?
‘Alle banken, financieringsprobleem of niet, reageren grosso modo hetzelfde in tijden van crisis. Ze zetten het mes in syndicaatsleningen aan bedrijven in andere landen. Maar banken trekken zich niet en masse in gelijke mate terug uit een land. Er is dus geen sprake van een blinde paniek of ‘run for the exit’. Integendeel, banken gaan heel gericht te werk. Belangrijk daarbij is of een bank ‘close is’ met een land: de geografische nabijheid, een netwerk van binnenlandse banken om zaken mee te doen, en de ervaring in een land, het telt allemaal mee. Banken snoeien het hardste in de kredietverlening in landen die ver van hun af staan – letterlijk en figuurlijk.’
Kunnen bedrijven in sommige landen nu niet meer aan internationale leningen komen?
‘In sommige landen kan dat lastig zijn. In ons onderzoek bleek dat in drie landen de hele markt van internationale syndicaatsleningen was weggevaagd. Buitenlandse banken waren daar massaal uitgestapt. In veertien andere landen nam het volume met 75-99% af.’
Maar als er nieuwe spelers zijn gekomen, dan tel je dat niet mee?
‘Nee, die zijn buiten beschouwing gelaten. Maar onze groep van 180 spelers, heeft vrijwel de hele markt (95%) in handen. Die paar nieuwkomers leggen niet zoveel gewicht in de schaal. Maar natuurlijk tellen die ook mee. Trouwens, we zien ook dat enkele spelers juist zijn gaan investeren. Je ziet bijvoorbeeld dat Japanse banken de crisis hebben gebruikt om hun marktaandeel te vergroten. En in sommige landen zijn binnenlandse banken deels in het gat gesprongen dat de terugtrekkende buitenlandse banken achterlieten. Dat is met name in China gebeurd.’
Wat zijn de beleidsimplicaties van jullie onderzoek?
'Financiële integratie is een geleidelijk proces. Les voor bedrijfsleven en beleidsmakers van opkomende landen is dat de continuïteit van de internationale kredietverstrekking toeneemt naarmate een bank nauwere banden heeft met het land. Het ‘Last in, First out’-principe geldt: banken die pas zijn neergestreken in een land, zijn de eersten die opstappen als een crisis uitbreekt. In crisistijden moet het bedrijfsleven het dan ook vooral hebben van buitenlandse banken die thuis zijn geraakt in hun land.’