3-jaars LTRO’s wapen tegen krimp kredietverlening
Op 8 december kondigde de ECB nieuwe onconventionele monetaire-beleidsmaatregelen aan, waaronder de uitvoering van twee speciale langere termijn herfinancieringsoperaties (LTRO’s). Deze gaven banken de mogelijkheid om tegen een lage rente geld te lenen van de ECB voor een periode van drie jaar. In diverse media is gesuggereerd dat de banken de verkregen liquiditeit niet uitlenen aan hun klanten, maar deze operaties ondersteunen wel degelijk de kredietverlening.
De speciale operaties werden uitgevoerd op 21 december en 29 februari en konden rekenen op een brede belangstelling van banken in de eurozone. Niet alleen was de totale deelname van ruim EUR 1000 miljard zeer groot, ook het aantal deelnemende banken was veel hoger dan gebruikelijk, met name in de tweede operatie waaraan maar liefst 800 banken deelnamen.
Het doel van de operaties is om een krimp in de kredietverlening in de eurozone te voorkomen. Hiervoor is niet zozeer de omvang van de operaties bepalend maar zijn vooral de speciale condities waartegen het Eurosysteem de leningen heeft verstrekt doorslaggevend. De zeer lange looptijd van drie jaar en de gunstige beprijzing maken de leningen aantrekkelijk. Deze aantrekkelijke condities en de moeilijke omstandigheden waarin het Europese bankwezen zich op dit moment bevindt, verklaren waarom veel meer liquiditeit in de operaties werd afgenomen dan het Europese bankwezen strikt genomen nodig heeft:
- Europese banken zorgen doorgaans door het onderling afsluiten van kortetermijnleningen op de interbancaire geldmarkt voor een goede verdeling van de liquiditeiten: het liquiditeitsoverschot van de ene bank dekt het tekort van een andere. Door de crisis is de werking van de interbancaire geldmarkt echter al jaren verstoord: banken zijn terughoudend om liquiditeiten uit te lenen, met name aan collega-banken met een lagere gepercipieerde kredietwaardigheid.
- Veel banken hebben ook moeite om financiering voor de langere termijn te verkrijgen. In de komende jaren vervalt een grote hoeveelheid langerlopende schuld en deze zal door banken moeten worden geherfinancierd of afgelost. Een bank die onzeker is over de vraag of zij haar schulden kan herfinancieren zal terughoudend zijn met het uitlenen van geld omdat zij mogelijk geld zal moeten terugbetalen aan haar schuldeisers. Met de langerlopende leningen van het Eurosysteem kunnen banken hun kredietverlening ondersteunen en tegelijk een buffer aanleggen om eventueel niet-herfinancierbare schuld af te lossen. Hiermee krijgt het Europese bankwezen extra lucht die zij kan aanwenden om op ordelijke wijze noodzakelijke balansherstructureringen door te voeren zonder dat onnodig sterk ten koste te laten gaan van de kredietverlening. De herstructureringen moeten de banken uiteindelijk in staat stellen om de leningen van het Eurosysteem weer af te lossen.
- De gunstige beprijzing geeft banken een extra stimulans om hun kredietverlening te ondersteunen. Door de verkregen liquiditeit tegen een hogere rente aan klanten uit te lenen kunnen banken extra winst maken en tevens hun financiële buffers versterken.
De grote vraag in de twee speciale LTRO’s heeft tot ingrijpende veranderingen in de balans van het Eurosysteem geleid. Figuur 1 toont de ontwikkeling van de liquiditeitssituatie in het Eurosysteem en laat zien dat de speciale maatregelen gepaard gingen met een sterke toename in het gebruik van de depositofaciliteit van het Eurosysteem. Dit is een faciliteit die banken kunnen gebruiken om overtollige liquiditeit tegen een tarief van thans 0,25% af te storten bij de centrale bank. Tussen 2 december 2011 en 2 maart 2012 namen zowel de kredietverstrekking door het Eurosysteem als de afstortingen op de depositofaciliteit met een kleine EUR 500 miljard toe.
Dit betekent niet dat de operaties niet helpen in de ondersteuning van de kredietverlening. De toename in het gebruik van de depositofaciliteit is een onvermijdelijk gevolg van de LTRO’s. Onder normale omstandigheden stemt het Eurosysteem het aanbod van leningen precies af op de behoefte van alle banken. Als het aanbod van leningen gelijk is aan de liquiditeitsbehoefte van het bankwezen is het gebruik van de depositofaciliteit nul. Op basis van de vraag van individuele banken verstrekt het Eurosysteem op dit moment echter meer leningen dan alle eurogebied-banken samen strikt genomen nodig hebben, hetgeen leidt tot een overschot aan liquiditeit. Deze overtollige liquiditeiten circuleren gedurende de dag op de rekeningen die banken aanhouden bij hun centrale bank en worden aan het einde van de dag op de depositofaciliteit geplaatst door de banken waar het overschot uiteindelijk neerslaat. Hierop hebben ontwikkelingen in de sfeer van de kredietverlening geen invloed.
Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Stel, een bank 'gebruikt' de van het Eurosysteem verkregen leningen om additionele kredieten aan haar klanten te verstrekken. Zij zal dan in eerste instantie het saldo op de betaalrekeningen van de betreffende klanten verhogen. Zolang deze klanten hun betaalrekening ongemoeid laten, blijft het rekeningsaldo van de bank bij haar centrale bank echter onveranderd. Op het moment dat een klant een betaling doet aan iemand met een betaalrekening bij een andere bank verandert dat: dan zal de leningverstrekkende bank daadwerkelijk geld moeten overmaken naar haar collega-bank. Zij zal dat doen door geld van haar rekening bij de centrale bank over te maken naar de rekening die haar collega-bank bij de centrale bank heeft. De totale hoeveelheid geld op de rekeningen bij de centrale bank verandert hierdoor niet. Bij overliquiditeit zijn er na afwikkeling van alle betaalstromen aan het einde van de dag banken die geld over hebben. Deze banken waarbij het overschot aan liquiditeiten neerslaat hebben maar twee opties: ze kunnen het geld op hun rekening bij de centrale bank laten staan of gebruik maken van de depositofaciliteit. Aangezien het Eurosysteem over rekeningsaldo’s boven de geldende reserveverplichtingen geen rente vergoedt, is de depositofaciliteit de meest aantrekkelijke plaats om overschotten te plaatsen en dus de plek waar de overliquiditeit tot uiting komt.