De Nederlandse levensverzekeringssector na 5 jaar crisis
Nationale en internationale ontwikkelingen beïnvloeden het beeld van de Nederlandse levensverzekeraars de afgelopen 5 jaar. De introductie van banksparen en het verminderde vertrouwen in de sector veroorzaken een dalende trend in de verkoop van nieuwe individuele levensproducten. Internationaal zorgt de aanhoudende financiële crisis voor tegenvallende beleggingsresultaten en voor stijgende verplichtingen door een lage lange rente. Per saldo daalt daardoor de solvabiliteitsratio van de sector. Binnen het eurogebied is een vlucht naar veilige beleggingen zichtbaar.
Resultaat levensverzekeraars
In 2008 had de levensverzekeringssector een negatief technisch resultaat door verliezen op financiële markten. Na een sterk herstel in 2009 is het resultaat sinds 2010 licht negatief, ditmaal met een structurele oorzaak. Sinds dat jaar zijn de uitkeringen voor de sector hoger dan de premies. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een daling van de verkoop van nieuwe individuele levensverzekeringen. De jaarlijkse nieuwe productie is teruggelopen van ca. EUR 8 mrd in 2006 tot ca. EUR 4 mrd in 2011. De introductie van banksparen in 2008 is hiervoor een belangrijke verklaring (noot 1).
Ook kampen levensverzekeraars met een gedaald vertrouwen door de affaire omtrent beleggingsverzekeringen. Positief is dat de omzet in de collectieve sector (contracten aangegaan met pensioenfondsen of werkgevers) wel stijgt.
Door de negatieve kasstroom is het belang van goede beleggingsresultaten en het beperken van de vaste bedrijfskosten toegenomen. Uit de statistieken blijkt dat levensverzekeraars de bedrijfskosten per euro ontvangen premie min of meer gelijk weten te houden rond de 13-14 procent. Dit is goed nieuws. De lage rente-omgeving en hogere levensverwachting hebben eveneens negatief bijgedragen aan het resultaat.
Hier wordt verwezen naar het resultaat van de technische rekening, en niet het netto resultaat. Bij verzekeraars is dit de meest gebruikte maatstaf voor het resultaat uit de gewone bedrijfsvoering. Bron: DNB
Financiële buffer levensverzekeraars
De financiële buffers van levensverzekeraars zijn sinds de start van de crisis gedaald, maar zijn nog altijd ruim boven de eisen (figuur 2). De verhouding tussen het aanwezige en vereiste vermogen is met bijna 100 procentpunt afgenomen tot 238 procent.
Levensverzekeraars moesten door de financiële crisis verliezen nemen op hun beleggingen en hierdoor is in 2007 en 2008 het eigen vermogen van levensverzekeraars met een derde afgenomen. Levensverzekeraars hebben deze daling voor een deel kunnen compenseren in de daaropvolgende jaren. De totale daling van de eigen vermogen buffer is daardoor beperkt gebleven tot EUR 7 mrd. Ten opzichte van de totale balans bedraagt deze buffer eind 2011 zeven procent.
Tegelijkertijd is de vereiste vermogensbuffer de afgelopen drie jaar juist gestegen. Binnen het huidige toezicht raamwerk voor verzekeraars, Solvency I, is de vereiste vermogensbuffer een percentage van de toekomstige verplichtingen aan polishouders. Deze verplichtingen, ook wel technische voorzieningen genoemd, namen de afgelopen jaren toe met EUR 45 mrd. Deze toename is veroorzaakt door de lage lange rente en een stijging in de levensverwachting. Verplichtingen van levensverzekeraars aan polishouders liggen vaak ver in de toekomst, waardoor deze een lange looptijd kennen. De stijgende levensverwachting heeft de looptijd verder verlengd. Door de lange looptijd neemt de waarde van de verplichtingen toe bij een daling van de (lange) rente.
Beleggingen verzekeraars
Verzekeraars beleggen een overgroot deel van hun activa binnen het eurogebied (figuur 3). Deze beleggingen kennen geen valutarisico. Door de Europese schuldencrisis hebben grote verschuivingen plaatsgevonden tussen uitzettingen binnen het eurogebied. Uitzettingen op relatief veiligere landen (zoals Duitsland en Frankrijk) zijn de afgelopen jaren in absolute zin gestegen met ongeveer 60 procent tot EUR 80 mrd.
Beleggingen in perifere landen (GIIPS) zijn sterk afgenomen. In zowel relatieve als absolute zin zijn deze bijna gehalveerd: tot EUR 16 mrd oftewel 4 procent van de totale beleggingen. De uitzettingen op Nederland bedroegen eind 2011 ruim EUR 220 mrd en zijn daarmee 50 procent van de totale beleggingen.
Cijfers zijn gebaseerd op de uitzettingen van de totale verzekeringssector. Levensverzekeraars nemen ruim 80% van de totale beleggingen voor hun rekening. De categorie 'onbekend' bevat uitzettingen op buitenlandse beleggingsfondsen, waarbij doorkijk niet mogelijk is. Bron: DNB.