Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Q&A ‘Abonnementen: wel of geen verzekering?’

Q&A

Gepubliceerd: 28 augustus 2019

Bekijk eerdere versies in het archief

Vraag:

Consumenten krijgen regelmatig abonnementen aangeboden met betrekking tot bijvoorbeeld onderhoud en reparatie van door hen aangeschafte producten. Ook in andere situaties wordt gebruik gemaakt van abonnementen, onder andere in de financiële dienstverlening. Met enige regelmaat rijst de vraag of deze abonnementen worden aangemerkt als een schadeverzekering in de zin van art. 1:1 Wft. In deze Q&A wordt weergegeven waar DNB rekening mee houdt bij haar beoordeling van dergelijke abonnementen.

Antwoord:

De definitie van schadeverzekering in de Wet op het financieel toezicht (Wft) sluit aan bij de definitie van verzekering in art. 7:925 jo. 944 Burgerlijk Wetboek (BW). Wil sprake zijn van een schadeverzekering, dan zal in ieder geval aan de volgende essentialia moeten zijn voldaan:

  • er is sprake van een overeenkomst;
  • waarbij de ene partij zich verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen (waaronder ook een prestatie in natura is begrepen);
  • terwijl de andere partij daarvoor premie moet betalen;
    bij het sluiten van de overeenkomst bestaat voor beide partijen onzekerheid met betrekking tot de uitkeringskant en/of de premiekant; en
  • de uitkering moet strekken tot vergoeding van vermogensschade.

De definitie van schadeverzekering in art. 1:1 Wft bevat nog de toevoeging dat sprake moet zijn van een uitkeringsplicht ten gevolge van een onzeker voorval of een onzekere omstandigheid waardoor de verzekerde in zijn belangen wordt getroffen.

Indien aan bovengenoemde essentialia is voldaan, kan sprake zijn van een schadeverzekering, maar dit hoeft niet het geval te zijn. De wetgever heeft aangegeven dat het begrip schadeverzekering uit het BW in bepaalde gevallen te ruim is en dat het aan de rechtspraak is overgelaten de grenzen te bepalen. In dat kader zal DNB binnen de grenzen van art. 7:925 jo. 944 BW dienen te beoordelen of een (service)abonnement wordt aangemerkt als schadeverzekering. De maatstaf die DNB bij deze beoordeling hanteert, is of een dergelijk abonnement – hoe ook genaamd - naar maatschappelijke opvattingen als schadeverzekering pleegt te worden aangemerkt. Ook de rechtsverhouding tussen betrokken partijen en de omstandigheden van het geval worden daarbij in aanmerking genomen

Is een abonnement een schadeverzekering?

De vraag of een abonnement kwalificeert als een schadeverzekering in de zin van 1:1 Wft kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord. Abonnementen komen in verschillende sectoren en in meerdere variaties voor. In deze Q&A komen de meest voorkomende soorten abonnementen aan de orde. Uiteraard blijft de specifieke inhoud en context van een abonnement bepalend voor de vraag of sprake is van een schadeverzekering.

Op voorhand zij opgemerkt dat voor zover een abonnement niet dient ter dekking van een onzeker voorval of onzekere omstandigheden, geen sprake is van een schadeverzekering. Er is dan immers niet voldaan aan de essentialia van schadeverzekering als bedoeld in art. 7:925 jo. 944 BW jo. 1:1 Wft.

Abonnementen ten aanzien van onderhoud en reparatie

In het kader van de koop van een product wordt soms een abonnement gesloten ten aanzien van periodiek onderhoud en/of reparatie van het betreffende product. Een abonnement dat enkel ziet op periodiek onderhoud van het aangekochte product zal niet kwalificeren als schadeverzekering aangezien maar beperkt sprake is van onzekerheid ten aanzien van de te verrichten prestatie (zie ook hierboven).

In het licht van de maatschappelijke opvattingen, beschouwt DNB een abonnement dat tevens ziet op reparatie in beginsel evenmin als schadeverzekering indien aan elk van onderstaande criteria is voldaan:

  • het abonnement is een ondergeschikt onderdeel van de koopovereenkomst van het product (en wordt daardoor als het ware geabsorbeerd); en
  • het abonnement ziet op reparatie van gebreken die betrekking hebben op de aard van het product en die (dus) niet aan externe oorzaken moeten worden toegerekend; en
  • de duur van het abonnement is niet evident langer dan de levensduur die redelijkerwijs van het gekochte product verwacht mag worden.

Ter toelichting

Een abonnement voor onderhoud en reparatie kan worden gesloten bij de aankoop van het product, maar kan ook afzonderlijk worden gesloten. In de regel zal ook in het laatste geval het abonnement in het verlengde van de koopovereenkomst liggen en daaraan dus ondergeschikt zijn.

Daarbij geldt dit zowel indien het abonnement wordt aangeboden door de leverancier van het product als wanneer het wordt aangeboden door een derde die met die leverancier een rechtsverhouding heeft. In die beide situaties is veelal materieel gezien sprake van één relatie tussen partijen. Indien de betreffende derde een groepsmaatschappij van de leverancier is, zal in ieder geval worden aangenomen dat sprake is van een rechtsverhouding. Indien het abonnement ten aanzien van het verkochte product wordt gesloten met een derde die geen rechtsverhouding heeft met de leverancier van het product, ligt dit iets minder eenduidig; in dat geval zal het abonnement zelfstandig dienen te worden beoordeeld en is minder snel sprake van absorptie met de koopovereenkomst. De maatschappelijke opvattingen kunnen in een dergelijk geval aan de kwalificatie als schadeverzekering in de weg staan. Of dit zo is, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval.

De verwachte levensduur als hier bedoeld is niet noodzakelijkerwijze gelijk te stellen aan de periode waarin door de koper een beroep op de conformiteitseis van art. 7:17 BW zou kunnen worden gedaan en/of de periode van de fabrieksgarantie. De verwachte levensduur kan die periode overstijgen, en is in beginsel te omschrijven als de periode die eindigt op het tijdstip waarop de koper in het algemeen geacht wordt te besluiten tot vervanging van het product in kwestie (“economische levensduur”).

Abonnementen ten aanzien van juridische dienstverlening

Naast abonnementen ten aanzien van periodiek onderhoud en/of reparatie van producten, komen in de praktijk ook dienstverleningsabonnementen voor. Het gaat bijvoorbeeld om abonnementen ter zake van belangenbehartiging bij schade of juridische diensten. Bij dit type abonnementen speelt steeds de vraag of de aard en omvang van de in het abonnement vervatte werkzaamheden ertoe leiden dat sprake is van een (rechtsbijstand)verzekering.

Voor zover een abonnement betrekking heeft op werkzaamheden gericht op het (bedrijfsmatig) als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een klant en een verzekeraar of het assisteren bij het beheer en de uitvoering van die verzekering, zal geen sprake zijn van schadeverzekering. In een dergelijk geval is immers sprake van “bemiddelen” in de zin van 1:1 Wft. Voorbeelden van dergelijke werkzaamheden zijn het melden van een schade bij de verzekeraar, het uitleggen van contractsvoorwaarden aan de klant en het bijstaan van de klant in contacten met de verzekeraar. Indien het abonnement verdergaande diensten omvat dan de hierboven beschreven bemiddelingswerkzaamheden – bijvoorbeeld als bijstand in een gerechtelijke procedure wordt geboden – zal in de regel sprake zijn van een schadeverzekering. Dit kan anders zijn indien het service-element van de dienstverlening evident overheersend is, maar dat zal niet snel het geval zijn.

Indien het abonnement ziet op juridische dienstverlening in zijn algemeenheid, geldt alleen dat dan geen sprake is van een rechtsbijstandverzekering indien slechts een abonnement op ‘eerstelijns juridische dienstverlening’ wordt geboden. Bij ‘eerstelijns juridische dienstverlening’ kan gedacht worden aan het in zeer beperkte tijd beantwoorden van eenvoudige juridische vragen en/of het aanbieden van modellen. In dat geval is mogelijk de aard en omvang van de juridische dienstverlening te beperkt (en daarmee ondergeschikt) om te gelden als een (rechtsbijstand)verzekering. Ook hier blijft de specifieke inhoud en context van het abonnement echter bepalend voor de vraag of sprake is van een schadeverzekering.

Vergunningplicht DNB

Wij wijzen u erop dat voor het bedrijfsmatig afsluiten van verzekeringen een vergunning van DNB vereist is. Echter, onder voorwaarden is een vrijstelling van de vergunningplicht van toepassing.

Vergunningplicht AFM

Als voor bepaalde werkzaamheden geen vergunning van DNB nodig is, kunt u alsnog vergunningplichtig zijn op grond van het Deel Gedragstoezicht van de Wft. Hierover kunt u contact opnemen met de Autoriteit Financiële Markten.

Analyse beoordelen

Wilt u laten beoordelen of uw analyse of u wel of niet vergunningplichtig bent juist is? Dan kunt u een onderbouwde juridische analyse aan ons voorleggen met vermelding van de naam van de natuurlijke persoon of de onderneming. Neem hiervoor contact met ons op.

Ontdek gerelateerde artikelen