Systeemrelevantiebuffers: G-SII & O-SII

Factsheet

DNB stelt jaarlijks systeemrelevantiebuffers vast. Deze buffers vergroten de weerbaarheid van banken(groepen) die een sleutelrol spelen in het financiële systeem. Per 3 december 2025 gelden de volgende systeemrelevantiebuffers: ING (2%), Rabobank (1,5%), ABN AMRO Bank (1,25%), BNG en ASN Bank (0,25%). 

Gepubliceerd: 03 december 2025

Bekijk eerdere versies in het archief

Wat zijn G-SII & O-SII buffers?

De G-SII en O-SII kapitaalbuffers worden opgelegd aan banken die systeemrelevant zijn. In de Nederlandse wetgeving wordt gesproken over mondiale en anderszins systeemrelevante instellingen (respectievelijk MSI’s en ASI’s). Omwille van de internationale consistentie hanteren we hier de Engelse termen globally systemically important institutions (G-SII) en other systemically important instutions (O-SII). Materiële problemen bij deze instellingen kunnen een ontwrichtende impact hebben op de stabiliteit van het financiële stelsel. Middels deze buffers wordt dit risico geadresseerd. Het verschil tussen de G-SII en O-SII buffer is het niveau waarop een bank systeemrelevant is:

  • De G-SII buffers zijn van toepassing op banken(groepen) die in het mondiale financiële systeem groot zijn. 
  • De O-SII buffers gelden voor banken(groepen) die anderszins (regionaal of nationaal) systeemrelevant zijn. 

Sommige instellingen vallen in beide categorieën. In dat geval hoeft alleen de hoogste van de twee buffers te worden aangehouden. DNB is in Nederland de aangewezen autoriteit om de G-SII en O-SII buffers vast te stellen. Aangezien in de praktijk de O-SII buffer de hoogste van de twee en daarmee bindend is, ligt de focus in de rest van dit factsheet op de O-SII buffers. Aan het einde wordt kort ingegaan op de uitkomsten van de G-SII beoordeling van afgelopen jaar.

Hoe identificeert DNB welke instellingen een O-SII zijn en een O-SII buffer opgelegd krijgen?

DNB identificeert systeemrelevante banken(groepen) op basis van richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit (EBA). De identificatie kent twee stappen: i) scoring op basis van de EBA-methodologie en ii) discretionaire beoordeling door DNB.

1.    Scoring volgens de EBA-methodologie

Alle Nederlandse banken(groepen) worden beoordeeld op tien indicatoren, verdeeld over vier categorieën: omvang, relevantie, complexiteit en onderlinge verbondenheid (zie onderstaande tabel). Deze vier categorieën wegen elk voor een kwart mee. In totaal zijn er 10.000 basispunten te verdelen. Hieruit volgt een bank-specifieke score, de EBA-score, die de relatieve nationale systeemrelevantie weergeeft. Banken met een score van minstens 350 basispunten worden automatisch als O-SII bestempeld.  

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.
Categorie Indicator
Size (25%) Total assets
Importance (25%) Value of domestic payment transactions
Private sector deposits from depositors in the EU
Private sector loans to recipients in the EU
Complexity (25%) Value of OTC derivatives (notional)
Cross-jurisdictional liabilities
Cross-jurisdictional claims
Interconnectedness (25%) Intra-financial system liabilities
Intra-financial system assets
Debt securities

2.    Discretionaire beoordeling door DNB

DNB kan banken(groepen) met een score onder de 350 alsnog als O-SII kwalificeren op basis van een lijst optionele indicatoren, mits goed gemotiveerd. DNB kijkt daarbij primair naar twee factoren:

  • Het aantal retail depositorekeningen. De impact van problemen bij banken met veel retail klanten is namelijk relatief hoog doordat het de toegang van veel rekeninghouders tot hun geld belemmert. 
  • De totaalsom van gegarandeerde deposito’s onder het nationale depositogarantiestelsel (DGS). Als een bank omvalt, krijgen depositohouders tot €100.000 vergoed, via het DGS. Andere binnenlandse banken dragen via het DGS bij aan deze kosten, wat kan leiden tot financiële druk en besmettingsrisico’s. Dit rechtvaardigt het aanhouden van een aanvullende buffer voor de betreffende bank.

Hoe bepaalt DNB de hoogte van de buffer?

De hoogte van de buffer kan worden afgeleid uit onderstaande tabel waarin DNB de EBA-scores heeft vertaald naar bufferhoogtes. 

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.

Tabel. Buckets om de EBA-scores in buffers te vertalen

Bucket Score range (in bps) O-SII buffer
0 0 - 350 0%
1 350 - 600 0,25%
2 600 - 775 0,5%
3 775 - 1000 0,75%
4 1000 - 1275 1%
5 1275 - 1675 1,25%
6 1675 - 2150 1,5%
7 2150 - 2775 1,75%
8 2775 - 4650 2%
9 4650 - 7800 2,5%
10 7800 - max 3%

Welke banken(groepen) zijn O-SII en krijgen een buffer opgelegd?

Voor 2025 zijn dezelfde vijf banken(groepen) als vorig jaar aangemerkt als O-SII. ING, ABN AMRO, Rabobank en BNG zijn aangemerkt als O-SII  vanwege hun score van meer dan 350 basispunten. Daarnaast heeft DNB ASN als O-SII gekwalificeerd vanwege het relatief grote aandeel in het DGS. Onderstaande tabel geeft de scores van de vijf O-SIIs weer in 2025 en 2024.

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.

Tabel. EBA-scores voor de geïdentificeerde O-SIIs

  Totaalscore 2025 Totaalscore 2024
ING 4.188 4.161
Rabobank 2.135 2.223 
ABN AMRO 1.435    1.443
BNG 393 386
ASN 210 208

Op basis van voorgenoemde methode, zijn de scores vertaald naar bufferhoogtes. Deze buffers moeten worden aangehouden op basis van de hoogste geconsolideerde financiële positie van de desbetreffende banken(groepen). Voor de meeste banken(groepen) blijft de buffer hetzelfde; alleen voor Rabobank daalt deze. Dit komt doordat de omvang van Rabobank t.o.v. andere banken in de Nederlandse bankensector is afgenomen. De lagere systeemrelevantiescore correspondeert met een lagere buffereis. Onderstaande tabel geeft de bufferhoogte per december 2025 en het jaar daarvoor weer. Een volgende evaluatie van de O-SII buffers is voorzien in 2026.

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.

Tabel. Bufferhoogtes 2025 en 2024

  Buffer 2025 Buffer 2024
ING 2% 2%
Rabobank 1,5% 1,75%
ABN AMRO 1,25% 1,25%
BNG 0,25% 0,25%
ASN 0,25% 0,25%

Voor welke banken(groepen) is de G-SII buffer relevant?

In 2025 is ING opnieuw als G-SII aangemerkt. Dit heeft per saldo geen effect op de risicogewogen kapitaaleis, aangezien de op ING toepasselijke G-SII buffer van 1% lager is dan de O-SII buffer (2%), waardoor de O-SII buffer leidend is. De vastgestelde G-SII buffer eis heeft wel impact voor zover het de leverage ratio betreft.  ING moet namelijk een additionele G-SII leverage ratio buffer aanhouden, ter grootte van de helft van de G-SII buffer, dus in dit geval van 0,5%.

De methodologie voor de identificatie van G-SII en de jaarlijkse uitkomsten worden door het Bazels Comité voor Bankentoezicht en de Financial Stability Board gepubliceerd.

Ontdek gerelateerde artikelen