Nederland heeft al decennia een structureel overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans. Simpel gesteld betekent dit dat Nederland netto geld overhoudt aan haar internationale economische betrekkingen, zoals de export van goederen en diensten en inkomen uit vermogen (zoals winsten op buitenlandse investeringen of dividenden op beleggingen). Zie voor meer uitleg ook het dashboard over de betalingsbalans.
Het saldo op de lopende rekening is voor beleidsmakers een belangrijke graadmeter voor economische ontwikkelingen en kwetsbaarheden. De Europese Commissie hanteert bijvoorbeeld in haar Macroeconomic Imbalance Procedure een norm voor een overschot op de lopende rekening van 6% van het bruto binnenlands product (bbp), gemeten over een driejaarsgemiddelde. Het overschot van Nederland bevindt zich in de periode 2021-2023 met 8,8% boven deze norm.
Berekeningswijze lopende rekening onder de loep
Het saldo op de lopende rekening wordt onder meer beïnvloed door inkomen (winsten) uit internationale beleggingen. Internationaal bestaat er discussie over de vraag hoe dit inkomen het beste gemeten kan worden. In de betalingsbalans telt voor beleggingen in aandelen momenteel alleen uitgekeerd dividend mee als inkomen uit vermogen. Het inkomen van beleggers wordt daarmee mogelijk onderschat, want zij profiteren via waardestijging van hun aandelen ook van de winsten die bedrijven inhouden en herinvesteren.
Met het oog hierop heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) recent statistiekmakers aangemoedigd om aanvullende informatie te publiceren, waarin het effect zichtbaar wordt gemaakt wanneer alle bedrijfswinsten – uitgekeerd en niet uitgekeerd – aan beleggers worden toegerekend. Voor Nederland is dit effect extra relevant omdat ons land zowel veel buitenlandse investeerders en beleggers kent, als ook zelf veel in het buitenland investeert. Nederland is namelijk internationaal gezien een belangrijke vestigingsplaats voor beursgenoteerde multinationals, waarin vooral buitenlandse beleggers investeren. Anderzijds beleggen Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars veel op internationale financiële markten.
DNB publiceert daarom vandaag een analyse waarin op deze basis een experimentele, alternatieve maatstaf voor het saldo lopende rekening is berekend.
Alternatieve maatstaf maakt meer inkomensstromen zichtbaar
Op basis van deze alternatieve maatstaf bedraagt het Nederlandse overschot op de lopende rekening in de periode 2021-2023 7,5% van het bbp. Dit is nog altijd hoger dan de 6%-norm van de Europese Commissie, maar ook aanzienlijk lager dan de 8,8% volgens de officiële definities. In de jaren vóór 2021 ligt het overschot volgens de alternatieve maatstaf gemiddeld iets hoger dan volgens de officiële definities.