Dat blijkt uit een nieuwe Analyse waarin we laten zien waar het inflatieverschil vandaan komt. En in hoeverre dat inflatieverschil een rol kan spelen om economische onevenwichtigheden tussen eurolanden te verminderen. Met een economisch model zijn we dit voor de Nederlandse situatie nagegaan.
Inflatieverschillen kunnen in principe onevenwichtigheden corrigeren
Binnen het eurogebied kunnen landen hun rente of wisselkoers niet zelfstandig aanpassen. Daardoor is het moeilijker om economische onevenwichtigheden, bijvoorbeeld op de handelsbalans, binnen de muntunie te corrigeren. Inflatieverschillen tussen landen kunnen echter wel bijdragen aan het herstel van evenwicht. Zo kan bijvoorbeeld een euroland dat sterk profiteert van een tijdelijke toename in de wereldhandel een overschot op haar handelsbalans krijgen en een tijdelijk hogere inflatie. Het inflatieverschil ten opzichte van andere eurolanden kan de vraag naar producten van dat land verminderen. Daardoor neemt het handelsoverschot weer af en wordt het evenwicht in het eurogebied hersteld.
Praktijk leert echter dat aanpassingen via inflatieverschillen traag verlopen
In de praktijk blijkt echter dat zulke aanpassingen via inflatieverschillen traag en onvolledig verlopen. Nederland is hiervan een goed voorbeeld. Onze economie kent een aantal onevenwichtigheden, zoals bijvoorbeeld een handelsoverschot en een krappe arbeidsmarkt. Tegelijk heeft Nederland gemiddeld een hogere inflatie dan het eurogebied. Vooral sinds 2020 is dit verschil toegenomen. Deze hogere inflatie is het gevolg van een samenspel van structurele, conjuncturele en eenmalige factoren. Structureel speelt onder andere de hoge productiviteitsgroei in de maakindustrie en de daaruit volgende loongroei in andere sectoren een rol, evenals de open aard van de Nederlandse economie, die gevoelig is voor externe schokken. Conjunctureel dragen loonstijgingen en een ruim begrotingsbeleid bij aan de inflatie. Daarnaast zijn er ook eenmalige invloeden, zoals accijnsverhogingen en huurstijgingen, die het inflatiecijfer tijdelijk opstuwen.
Hoewel het inflatieverschil op termijn kan bijdragen aan het verminderen van de binnenlandse en externe onevenwichtigheden gaat dit proces langzaam. Dat blijkt uit onze simulaties met een algemeen evenwichtsmodel. Hiermee bootsen we een positieve buitenlandse vraagschok na. Die leidt tot een relatief sterke economische groei en een hogere inflatie in Nederland. Die hogere inflatie zorgt weliswaar voor een verslechterende concurrentiepositie en een afkoelende economie, maar dit draagt onvoldoende bij aan vermindering van de onevenwichtigheden in de economie. Snellere aanpassingen van de lonen aan de hoge inflatie versnellen dit proces niet. Ze kunnen juist leiden tot grotere schommelingen in de inflatie.
Investeringen nodig om onevenwichtigheden aan te pakken
Daarom is belangrijk dat beleidsmakers niet uitsluitend vertrouwen op het automatische aanpassingsmechanisme van inflatieverschillen. Maar actief beleid voeren om economische onevenwichtigheden te corrigeren. In een EMU-land met relatief hoge inflatie en een oververhitte economie ligt het voor hand om te kijken naar budgettaire maatregelen, zoals het terugschroeven van overheidsuitgaven om de vraag in de economie te temperen.
Binnen het begrotingsbeleid kan ook de samenstelling van de uitgaven worden aangepast, bijvoorbeeld door minder geld uit te geven aan consumptie en meer te investeren in zaken die knelpunten voor economische groei wegnemen. Denk aan knelpunten in de infrastructuur zoals een tekortschietend elektriciteitsnet. Zulke investeringen verhogen het groeipotentieel. Daarmee verminderen ze de kans dat de bedrijvigheid tegen capaciteitsgrenzen aanloopt en de inflatie hoog blijft.
Datzelfde kan worden bereikt door het creëren van ruimte, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, door toepassing van nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie (AI). Zo wordt de aanbodzijde van de economie ook sterker en neemt de inflatiedruk eveneens af.