TRANSITIENIEUWS – juni 2025 - voortgang transitie en aandachtspunten in het beoordelingsproces door DNB

Nieuwsbericht toezicht

DNB werkt samen met de sector aan een soepele en zorgvuldige transitie. In dit bericht geven wij u een beeld van de voortgang van de Wtp-transitie en belangrijke aandachtspunten in het beoordelingsproces door DNB.  

Gepubliceerd: 19 juni 2025

Oudere op brug

Voortgang transitie in 3 figuren 

De pensioentransitie is in volle gang. De eerste pensioenfondsen zijn ingevaren, ruim 30 fondsen hebben hun invaarmelding bij DNB lopen en ongeveer 40 fondsen beogen in de komende 12 maanden in te varen. Daarnaast is zo'n 90 keer een partiële beoordeling aangevraagd, waarvan er inmiddels 60 zijn afgerond. 

Onze meest recente uitvraag laat zien dat pensioenfondsen steeds vaker kiezen voor een invaardatum in 2027 en 2028. Tegelijkertijd kiezen ruim 70 fondsen ervoor om gebruik te maken van de mogelijkheid om later dan 1 juli 2025 een invaarmelding bij DNB in te dienen. 

Aandachtspunten in het beoordelingsproces door DNB 

1.  Additionele aandachtspunten rond evenwichtigheid invaren 

DNB constateert dat in veel invaardossiers de onderbouwing van de evenwichtigheid de transitie-effecten onvoldoende kan dragen. Het adresseren van deze tekortkomingen verhoogt de uitlegbaarheid en vermindert de juridische kwetsbaarheid van invaarbesluiten. DNB zal pensioenfondsen daarom bij de beoordeling van hun invaarmelding, voor zover daar aanleiding toe bestaat, vragen actie te ondernemen op de volgende vier aandachtspunten. Deze punten sluiten aan bij de Good Practice Stappenplan Evenwichtigheid

Borging plausibiliteit  
DNB heeft gemerkt dat de plausibiliteit van cijfers waarop besluiten worden gebaseerd in veel dossiers nog onvoldoende is geborgd.  Fondsen kunnen verwachten dat DNB  hier vroeg in het beoordelingsproces vragen over zal stellen. Dit vanwege het belang van plausibele transitie-effecten om de onderbouwing van de evenwichtigheid te kunnen beoordelen. Hierbij helpt het als een fonds zelf al kritisch naar de plausibiliteit van de berekeningen heeft gekeken en de borging hiervan inzichtelijk kan maken (zie ook de Good Practice Plausibiliteit).  

Decompositie van transitie-effecten  
Een adequate onderbouwing van de evenwichtigheid van de transitie vereist grip op en inzicht in de (generatie)effecten van de instrumentele keuzes die het fonds maakt (bijvoorbeeld de keuzes binnen de toepassing van de standaardmethode, vormgeving compensatie, initiële vulling solidariteitsreserve). Wanneer het fonds de transitie-effecten niet goed kan verklaren en onvoldoende in beeld heeft hoe de totale transitie-effecten voortvloeien uit de verschillende transitiekeuzes, zal DNB het fonds vragen een decompositie van transitie-effecten te maken. Zo'n decompositie laat zien waar de grootste effecten vandaan komen: bijvoorbeeld of dit nog effecten zijn die voortkomen uit het FTK of dat deze een gevolg zijn van transitiekeuzes of keuzes bij de inrichting van de nieuwe regeling.      

Verkennen alternatieve keuzes 
Bij veel fondsen ontstaan relatief forse totale transitie-effecten voor bepaalde deelnemersgroepen. Dit komt vaak doordat individuele instrumentele keuzes zich “opstapelen” omdat zij dezelfde deelnemersgroepen benadelen dan wel bevoordelen. Bovendien pakken bij veel pensioenfondsen de transitie-effecten bij wijzigende economische omstandigheden forser uit, zo kan een vast compensatiebedrag in verschillende rentescenario’s hele andere effecten hebben. Pensioenfondsen lijken dergelijke effecten veelal niet specifiek te beogen en hebben deze dan ook vaak niet voldoende dragend onderbouwd.  

Indien sprake is van relatief forse transitie-effecten waarvoor de kwaliteit van de onderbouwing tekortschiet, zal DNB het bestuur vragen alternatieve transitiekeuzes te verkennen. Een bestuur kan bijvoorbeeld overwegen de bestuurlijke ruimte binnen de standaardmethode in te zetten om onbedoelde stapeling van transitie- effecten weg te nemen of overwegen de transitiekeuzes te laten afhangen van economische omstandigheden zoals de rentestand. 

Herbeoordeling besluitvorming door fondsorganen en –functies
Als bovengenoemde aandachtspunten hebben geleid tot materiële aanvullende inzichten in de effecten van de transitie, zal DNB het bestuur vragen om de bij de invaarbesluitvorming betrokken fondsorganen en -functies deze aanvullende informatie vanuit hun rol opnieuw te laten beoordelen.  

2. Aandachtspunten DNB bij de beoordeling van de risicohouding  

Bij beoordelingen van invaarbesluiten en partiële beoordelingen stuit DNB geregeld op tekortkomingen in de vaststelling en onderbouwing van de risicohouding. DNB focust daarbij in het kader van de invaarbesluiten op tekortkomingen die leiden tot (i) ruim vastgestelde risicohoudingen waarvan geen richtinggevende begrenzing uitgaat en (ii) feitelijke risicoblootstellingen onder de nieuwe Wtp-contracten die mogelijk niet passen bij de hoeveelheid risico die deelnemers kunnen en willen dragen.   

Deze tekortkomingen kunnen relevant zijn voor de DNB-beoordeling van het invaarbesluit, omdat het beleggingsbeleid van het fonds via de berekende transitie-effecten in de maatstaf pensioenverwachting kan doorwerken naar de evenwichtigheidsafweging van het bestuur.  

Voor een soepele transitie is het belangrijk dat eventuele kwetsbaarheden in de vaststelling en onderbouwing van de risicohouding geen onnodige horde vormen voor de invaarbesluitvorming van pensioenfondsen. Pensioenfondsen kunnen daarom vanaf nu ten aanzien van de beoordeling van de risicohouding het volgende verwachten bij de DNB-beoordeling van het invaarbesluit: 

Als bij de beoordeling tekortkomingen bij de vaststelling van de risicohouding naar voren komen, dan zal DNB het fonds vragen deze te adresseren, dan wel in kaart te brengen wat de (mogelijke) impact van deze tekortkomingen is. De uitkomst dient het fonds vervolgens mee te wegen in de besluitvorming. DNB zal de beoordeling van deze fondsreactie in beginsel beperken tot tekortkomingen die materiële impact hebben op de invaarbesluitvorming.  

 Als geen sprake is van een materiële impact, kunnen tekortkomingen op het onderwerp risicohouding – inclusief de vertaling naar de toedelingsregels en het beleggingsbeleid – veelal na invaren worden opgelost. In dat geval zullen deze tekortkomingen terugkomen in de toezichtbrief en in het reguliere toezicht worden afgehandeld. 

3. DNB legt focus op fondsen die als eerstvolgende beogen in te varen 

Op dit moment heeft DNB ongeveer 30 invaarmeldingen onderhanden van fondsen die in 2026 willen invaren. In de komende zes maanden verwacht DNB ook zo'n 40 invaarmeldingen te ontvangen van fondsen die na 2026 beogen in te varen.  

DNB streeft ernaar om alle meldingen voorspoedig te beoordelen. Tegelijkertijd kan het noodzakelijk zijn om voorrang te geven aan fondsen met een eerdere invaardatum. Mocht dit het geval zijn, zullen de beoordelingsteams dit tijdig en duidelijk richting de betreffende fondsen communiceren, waarbij we zoveel mogelijk zullen aangeven welke onderdelen al wel beoordeeld kunnen worden.