Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Good practice plausibiliteitscontrole modellen en berekeningen WTP-transitie

WTP Good practice

De Wtp-transitie is een complexe operatie waarbij invarende pensioenfondsen hun totale vermogen toedelen aan hun deelnemers.1 Fondsen maken hiervoor gebruik van omrekenmethoden en modellen. Voor een goede transitie is het van belang dat deze omrekenmethoden en modellen op de juiste manier werken. De gevolgen van eventuele fouten in de modellen en berekeningen kunnen verstrekkend zijn en zijn achteraf moeilijk te corrigeren. Door plausibiliteitscontroles uit te voeren, kunnen pensioenfondsen het risico op fouten in de modellen en berekeningen verkleinen.

Gepubliceerd: 17 september 2024

Bekijk eerdere versies in het archief

Artikel 46 lid 2 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (BuPw) stelt dat een fonds in het implementatieplan onderbouwt hoe zal worden omgegaan met de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede de berekeningen daarbij en de overwegingen daartoe. Onderdeel van deze onderbouwing is de borging van de juistheid van de berekeningen. DNB ziet het uitvoeren van zogeheten ‘plausibiliteitscontroles’ als een logische invulling daarvan. Gezien het belang van de berekeningen, zijn plausibiliteitscontroles ook een logische invulling van de beheerste en integere bedrijfsvoering.

DNB heeft geconstateerd dat een deel van de fondsen de uit te voeren plausibiliteitscontroles nog onvoldoende heeft uitgewerkt. Ook worden plausibiliteitscontroles niet altijd adequaat uitgevoerd en/of vastgelegd. Deze good practice kan fondsen helpen bij het opzetten en uitvoeren van hun plausibiliteitscontroles. We beschrijven eerst twee good practices die betrekking hebben op de opzet van de plausibiliteitscontroles en vervolgens vier good practices voor het uitvoeren van de plausibiliteitscontroles.

Relevante wet- en regelgeving

Door middel van deze good practice worden voorbeelden geschetst bij de volgende wet- en regelgeving:

  • Artikel 143 Pw (beheerste en integere bedrijfsvoering)
  • Artikel 150e Pw (berekenen transitie-effecten)
  • Artikel 150n Pw (omrekenmethoden en aanwenden vermogen pensioenfons)
  • Artikel 14, lid 5 BuPw (beheersing van de risico’s)
  • Artikel 46, lid 2 BuPw (implementatieplan)
  • Artikel 46b, lid 1 sub c BuPw (interne collectieve waardeoverdracht fondsen)
  • Artikel 26, lid 2 Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (partiële interne modellen)
  • Artikel 18, lid 1 Besluit ftk (beheerste bedrijfsvoering)

Good practices m.b.t. de opzet van de plausibiliteitscontroles

De volgende twee paragrafen beschrijven good practices ten aanzien van de opzet of inrichting van de plausibiliteitscontroles.

Betrek de sleutelfuncties actuarieel en risicobeheer bij de plausibiliteitscontrole
Artikel 18, lid 1 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit ftk) schrijft voor dat het risicobeheer doeltreffend is en goed geïntegreerd in de organisatiestructuur en de besluitvormingsprocessen. Op basis van artikel 143a Pensioenwet (Pw) beschikt een pensioenfonds over sleutelfuncties: een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. Deze sleutelfuncties kunnen een rol spelen in het proces van de plausibiliteitscontrole.

DNB heeft bij een pensioenfonds gezien dat de sleutelfunctie risicobeheer de opzet en uitvoering van de plausibiliteitscontrole op de modellen en berekeningen voor de Wtp-transitie controleert. Verder levert de actuariële sleutelfunctie een inhoudelijke bijdrage aan de plausibiliteitscontrole door schaduwberekeningen te maken op de uitgevoerde transitieberekeningen en door de in modellen gebruikte aannames en de modellering van fonds-specifieke elementen te toetsen.

DNB vindt dit een good practice, omdat hiermee interne controle wordt uitgeoefend op de risicobeheersing van de geschiktheid van de gebruikte modellen en berekeningen voor de Wtp-transitie. Dit verkleint het risico op fouten in de modellering.

Voor meer informatie over de inrichting van de sleutelfuncties, zie de Q&A over Sleutelfuncties en adequate functiescheiding.

Laat de modellen die worden gebruikt voor de kwantitatieve analyses valideren
Pensioenfondsen gebruiken in de transitie voor de waardering van pensioenaanspraken en -rechten de standaardmethode of de vba-methode (artikel 150n Pw). De transitie-effecten worden in ieder geval berekend door de netto-profijteffecten van de wijziging te bepalen en het verwachte pensioenresultaat in het mediane, slecht en goed weer scenario (Artikel 150e, lid 1 Pw). Voor al deze zaken gebruiken pensioenfondsen modellen. Pensioenfondsen moeten onderbouwen hoe zij omgaan met de berekeningen die in deze modellen worden gemaakt en de overwegingen daartoe (artikel 46, lid 2 BuPw).

Pensioenfondsen laten de modellen die worden gebruikt voor de omrekenmethodes en voor het berekenen van transitie-effecten valideren. Deze validatie kan bijvoorbeeld worden verricht door interne controlefuncties van de pensioenuitvoerder, maar kan ook worden uitbesteed aan een externe partij. Deze modelvalidatie bestaat uit verschillende tests en controles waarin wordt vastgesteld of:

  1. Duidelijke modeldocumentatie bestaat.
  2. Passende aannames zijn gebruikt in de modellering, die aansluiten bij de actuariële en bedrijfstechnische nota geldend op 30 juni 2022. Zie ook Q&A’s: techniek transitie-effecten voor meer toelichting op de te hanteren beleidsaannames.
    Meer specifiek wordt hierbij expliciet aandacht besteed aan de aannames over de premie bij een zeer hoge of lage premiedekkingsgraad.
  3. Het model op de juiste wijze geïmplementeerd is.

DNB is van mening dat dit een good practice is, omdat modelvalidatie helpt bij het beheersen van modelrisico. Aangezien de aannames over de premie significante invloed hebben op de uitkomsten van de berekeningen, is het van belang dat deze voldoende realistisch zijn. Dit vergroot de plausibiliteit van de uitkomsten van het model en beperkt zo het risico dat besluitvorming plaatsvindt op basis van (deels) onjuiste of onvolledige informatie. We merken hierbij op dat de Regeling rekenmethoden onderbouwing solidariteitsreserve en risicodelingsreserve pensioenuitvoerders modelvalidatie zelfs verplicht stelt bij de kwantitatieve analyses ter onderbouwing van de inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve (artikel 3, eerste lid, onder c. jo. artikel 3, derde lid, onder a. van de regeling).

In de praktijk zal veelal gebruik worden gemaakt van (actuariële) adviesbureaus en de modellen die door hen ten behoeve van deze transitie zijn ontwikkeld. Dan ligt het in de lijn der verwachting dat deze bureaus zelf reeds beschikken over processen ter validatie van de door hen gehanteerde generieke modellen en de wijze waarop deze worden aangepast op de specifieke klantcontext. Het fonds kan in deze situatie toetsen of de opzet en uitvoering van de validatie van een externe partij voldoet aan de verwachtingen van het fonds.

Good practices m.b.t. de uitvoering van de plausibiliteitscontroles

De volgende vier paragrafen beschrijven plausibiliteitscontroles waarvan DNB het een good practice vindt om deze uit te voeren.

Bereken bij gebruik van simulaties de standaardfout en bepaal het gewenste aantal scenario’s
Pensioenfondsen moeten voor het in kaart brengen van transitie-effecten (artikel 150e PW) gebruik maken van de vba-rekenmethodiek (artikel 46e, lid 1 BuPw) en een scenario-analyse (artikel 46e, lid 5 BuPw). De hierbij berekende transitie-effecten zijn in feite een benadering van een kansvariabele zoals ‘het gemiddelde’ of ‘de mediaan’. Deze benadering is niet perfect. Er is sprake van ‘simulatieruis’ bij berekening van de transitie-effecten.

Een pensioenfonds brengt de simulatieruis in beeld door de standaardfout van de benaderde variabelen te berekenen. Het fonds kan aan de hand hiervan vervolgens bepalen of het de resultaten van de simulatie voldoende nauwkeurig vindt om te gebruiken in de evenwichtige belangenafweging. Indien gewenst kan de nauwkeurigheid van de berekening van de transitie-effecten worden vergroot door meer scenario’s te gebruiken.

DNB vindt het bepalen van de standaardfout een good practice, omdat het fonds hiermee expliciet de onnauwkeurigheid in de berekeningen als gevolg van de berekeningswijze (simulatie) in beeld brengt. Dit geeft inzicht in de plausibiliteit van de puntschatting die uit de berekening komt en verkleint het risico dat conclusies worden getrokken op basis van effecten die in werkelijkheid worden veroorzaakt door simulatieruis.

Controleer dat het netto-profijteffect over alle cohorten samen grofweg nul is
Pensioenfondsen moeten de transitie-effecten in beeld brengen door het netto profijt effect uit te rekenen (artikel 150e Pw). Netto profijt is de marktconsistente waarde van toekomstige pensioenuitkeringen minus de marktwaarde van de toekomstige premie-inleg. Met netto profijt effecten kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel bepaalde leeftijdsgroepen er door de transitie op voor- of achteruitgaan. Aan de hand van netto profijt effecten wordt herverdeling gemeten. Beleids- of contractwijzigingen leiden niet tot een andere marktwaarde van het pensioencontract als geheel.

Een pensioenfonds controleert de plausibiliteit van de berekende netto profijt effecten door te bepalen of het totaal van de netto-profijteffecten voor alle (huidige en toekomstige) cohorten, plus de afslagen vanwege beheerskosten van beleggingen, samen grofweg nul is. Dit doet het fonds door het totale netto profijt (de som van alle cohorten) van het ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst af te trekken van het totale netto profijt van de nieuwe pensioenovereenkomst.

DNB vindt dit een good practice, omdat een significante afwijking van nul van de netto-profijteffecten van alle cohorten samen duidt op een fout in de modellering. Het risico op fouten in de modellering wordt door deze controle dus verkleind. We merken op dat het totale netto profijt niet exact uitkomt op nul door bijvoorbeeld simulatieruis.

Controleer of een rentebeweging het verwachte effect heeft op de netto profijt effecten (via de kosten van het afschaffen van de doorsneesystematiek)
Uit artikel 44, lid 1 BuPw volgt dat pensioenfondsen netto profijt effecten uitrekenen bij verschillende rentestanden. Het afschaffen van de doorsneesystematiek heeft een belangrijk effect op de netto profijt effecten. Bij lage rentes tot ongeveer 2 á 2,5 procent lopen de kosten van het afschaffen van de doorsneesystematiek sterk op met de rente. Bij rentes hoger dan zo’n 4 procent nemen de kosten weer af met de rente. Dit effect is het sterkst voor de cohorten die halverwege hun werkzame leven zijn (dat wil zeggen rond de leeftijd 45 jaar). Over hun volledige werkzame leven bezien, lopen zij de meeste opbouw mis door de afschaffing van de doorsneesystematiek.

Een pensioenfonds controleert de plausibiliteit van de berekening van de netto profijt effecten bij verschillende rentestanden. Het fonds doet dit door vast te stellen dat bij het variëren van de rentestand, de verwachte verandering in de kosten van het afschaffen van de doorsneesystematiek ook daadwerkelijk is terug te zien in het netto profijt effect voor de groep actieven. De compensatie voor het afschaffen van de doorsneesystematiek ook kan variëren met de rente. Het fonds houdt bij deze controle rekening met het tegengestelde effect hiervan op de netto profijt effecten.

DNB vindt dit een good practice, omdat met deze relatief eenvoudige controle het risico op fouten in de modellering wordt verkleind. Het variëren van de rente heeft een voorspelbaar effect op de netto profijt effecten. Als het verwachte effect niet zichtbaar is, dan is mogelijk sprake van een fout in de modellering.

Controleer of de som van reserves en persoonlijke pensioenvermogens gelijk is aan vermogen dat gehanteerd wordt voor het berekenen van de dekkingsgraad
Voor de waardering van pensioenaanspraken en pensioenrechten bij een collectieve waardeoverdracht en het aanwenden van het vermogen moet een pensioenfonds gebruik maken van de standaardmethode (artikel 150n, lid 1 PW) of de vba-methode (artikel 150n, lid 2 PW). Bij toepassing van de standaardmethode past een fonds de standaardregel (artikel 150n, lid 3 PW) toe op het beschikbare vermogen.

  • Het beschikbare vermogen wordt bepaald door eerst drie onderdelen af te zonderen van het fondsvermogen dat gehanteerd wordt voor het berekenen van de dekkingsgraad (artikel 1 Pw):
  • het minimale vereist eigen vermogen,
  • de voorziening die een pensioenfonds vaststelt op basis van de contante waarde van de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de kosten voor onder andere administratie, communicatie en het doen van uitkeringen, en
  • de operationele reserve.

Vervolgens kan een pensioenfonds, afhankelijk van de dekkingsgraad, onder bepaalde voorwaarden conform artikel 150n Pw, een solidariteits- of risicodelingsreserve vormen, directe compensatie verlenen en/of een compensatiedepot initieel vullen, voordat de standaardregel wordt toegepast. De standaardregel zet vervolgens het beschikbare vermogen om naar persoonlijke pensioenvermogens. Bij correcte implementatie van de standaardregel is de som van afgezonderde balansposten en persoonlijke pensioenvermogens gelijk aan het vermogen dat is gebruikt voor de berekening van de dekkingsgraad.

Een pensioenfonds controleert de plausibiliteit van de toepassing van de standaardregel door vast te stellen of de som van berekende afgezonderde balansposten en persoonlijke pensioenvermogens gelijk is aan het vermogen dat is gebruikt voor de berekening van de dekkingsgraad.

DNB vindt dit een good practice, omdat met een relatief eenvoudige controle het risico op fouten in de toepassing van de standaardregel wordt verkleind. Dit is relevant, omdat het niet voldoen aan de conditie in de vorige paragraaf betekent dat de standaardregel onjuist is gemodelleerd.

DISCLAIMER
Good practices bevatten suggesties of aanbevelingen voor onder toezicht staande instellingen. Het zijn voorbeelden van mogelijke toepassingen die naar het oordeel van DNB goede invulling geven aan de verplichtingen uit wet- en regelgeving. Good practices zijn indicatief van aard en instellingen zijn vrij om een andere toepassing te kiezen, zo lang men anderszins voldoet aan de wet- en regelgeving. Voor een nadere toelichting op de status van de beleidsuitingen van DNB zie de Leeswijzer beleidsuitingen DNB op Open Boek Toezicht.

Ontdek gerelateerde artikelen