Steunmaatregelen zijn effectief, maar kostbaar
Om de meest acute gevolgen van de energie-inflatie te dempen, nam de overheid tijdens de energiecrisis maatregelen om huishoudens te ondersteunen. Deze compensatiemaatregelen voorkwamen dat huishoudens er financieel flink op achteruit gingen. Zonder deze maatregelen zou het gemiddelde koopkrachtverlies 7% zijn geweest, en voor de huishoudens met de laagste inkomens zelfs 21%. Door de inkomens- en prijsmaatregelen is dit verlies voor een groot deel gedempt, naar een gemiddeld koopkrachtverlies van 6%. Voor de huishoudens met de laagste inkomens werd dit verlies teruggebracht naar 12%. Deze cijfers kunnen afwijken van de cijfers van het CPB en CBS omdat wij een andere definitie van koopkracht gebruiken. Zie voor meer informatie de DNB-Analyse.
Om de effecten van de energie-inflatie zo doeltreffend mogelijk te dempen, lag de focus op het ondersteunen van huishoudens die door deze hoge energieprijzen in de knel kwamen. Voor de huishoudens met de laagste inkomens had met name de energietoeslag van €1300 een groot effect. Deze toeslag werd toegekend aan huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum en richtte zich specifiek op de huishoudens waar de energie-inflatie de meest acute problemen veroorzaakte. Aan deze maatregel werd €1,4 miljard uitgegeven. Dankzij deze maatregel bleef het gemiddelde koopkrachtverlies beperkt tot 0,2 procentpunt. Voor de laagste inkomens kwam het verlies neer op 5 procentpunt.
Maar er was ook een energiecompensatie die via energieleveranciers aan álle huishoudens werd gegeven, van €380. Die maatregel kostte de schatkist €3,2 miljard en bracht het gemiddelde koopkrachtverlies terug met 0,7 procentpunt, voor de huishoudens met de laagste inkomens met 2 procentpunt. Dit laat zien dat gerichte inkomenssteun effectiever is in het dempen van de gevolgen van energie-inflatie voor lagere inkomens. Tegelijkertijd zorgt gerichtere steun ervoor dat het effect op inflatie beperkt blijft, omdat de totale extra overheidsuitgaven minder zijn.
Ook nam de overheid in 2022 prijsmaatregelen, zoals de verlaging van de btw op gas en elektriciteit en van de accijnzen op benzine, diesel en LPG. Uit onze analyse blijkt dat die minder doeltreffend zijn. Die maatregelen hebben het koopkrachtverlies gemiddeld met slechts 1 procentpunt verminderd. Voor huishoudens met lage inkomens was dit 2 procentpunt en bij huishoudens met hoge inkomens 0,5 procentpunt. Omdat huishoudens met lage inkomens relatief meer van hun inkomen aan energie uitgeven, profiteren zij dus ook relatief meer van steunmaatregelen.