SBA NFR & IRAP Uitvraag 2023
Begin april zijn de jaarlijkse uitvraag Sector Brede Analyse Niet Financiële Risico’s (SBA NFR) en de integriteitsrisico rapportage (IRAP) beschikbaar om in te vullen.
Lees meerU gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:
Welke eisen worden gesteld aan vertegenwoordigende kantoren van banken met zetel buiten Nederland?
Antwoord: de Wft stelt geen specifieke eisen met betrekking tot de markttoegang door of de bedrijfsuitoefening van een vertegenwoordiging in Nederland van een bank met zetel buiten Nederland, mits deze vertegenwoordiging op geen enkele wijze zelf in Nederland het bedrijf van kredietinstelling uitoefent of anderszins financiële diensten verricht waarvoor in de Wft wél specifieke eisen gelden. Dat betekent dat een vertegenwoordigend kantoor zich in beginsel dient te beperken tot het functioneren als ‘luisterpost’ voor de buitenlandse bank die hij vertegenwoordigt. Het vertegenwoordigend kantoor mag ook geen activiteiten verrichten waarvoor in de Wgt inschrijving in het register als geldtransactiekantoor is voorgeschreven. Ook de overige verbodsbepalingen van de Wft, de Wgt en andere toezichtwetgeving zoals Wet toezicht trustkantoren (Wtt) zijn van toepassing op vertegenwoordigende kantoren.
Antwoord: ja, zolang daarmee bij het Nederlandse publiek niet ten onrechte de indruk kan ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een in Nederland (toegelaten bijkantoor van een) vergunninghoudende bank is die in Nederland onder toezicht staat. Ook mag bij het Nederlandse publiek niet ten onrechte de indruk ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een geldtransactiekantoor is dat is ingeschreven in het Wgt-register.
Antwoord: ja, zolang daarmee bij het Nederlandse publiek niet ten onrechte de indruk kan ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een in Nederland (toegelaten bijkantoor van een) vergunninghoudende bank is die in Nederland onder toezicht staat. Ook mag bij het Nederlandse publiek niet ten onrechte de indruk ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een geldtransactiekantoor is dat is ingeschreven in het Wgt-register.
Antwoord: ja, zolang daarmee bij het Nederlandse publiek niet ten onrechte de indruk kan ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een in Nederland (toegelaten bijkantoor van een) vergunninghoudende bank is die in Nederland onder toezicht staat.
Antwoord: ja, dat is toegestaan, tenzij door deze activiteiten bij het Nederlandse publiek de indruk kan ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een in Nederland (toegelaten bijkantoor van een) vergunninghoudende bank is die in Nederland onder toezicht staat. Ook mag bij het Nederlandse publiek niet ten onrechte de indruk ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een geldtransactiekantoor is dat is ingeschreven in het Wgt-register.
Antwoord: nee, dit is in strijd met het verbod van artikel 3:5, eerste lid, van de Wft. Dit artikel bepaalt dat het verboden is in Nederland in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben van anderen dan professionele marktpartijen (‘aantrekkingsverbod’).
Antwoord: nee, dit is in strijd met het onder antwoord 6 genoemde verbod van artikel 3:5, eerste lid, van de Wft om opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben van – kort gezegd – het publiek.
Antwoord: nee, deze activiteiten zijn voorbehouden aan in Nederland vergunninghoudende banken of aan in Nederland toegelaten (dat wil zeggen genotificeerde of vergunninghoudende) bijkantoren van banken met zetel buiten Nederland.
Antwoord: nee, hierdoor kan bij het Nederlandse publiek ten onrechte de indruk ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor een in Nederland (toegelaten bijkantoor van een) vergunninghoudende bank is die in Nederland onder toezicht staat.
Antwoord: nee, dat is niet toegestaan. Het verrichten van een of meer van de werkzaamheden als bedoeld in bijlage I van de herziene richtlijn banken (nr. 2006/48/EG) is, voor zover het een in Nederland gevestigd(e) (bijkantoor van een) bank betreft, voorbehouden aan een in Nederland (toegelaten bijkantoor van een) vergunninghoudende bank die in Nederland onder toezicht staat.
Indien dergelijke bancaire werkzaamheden worden verricht vanuit een in Nederland gelegen vertegenwoordigend kantoor van een bank met zetel buiten de EER, dan handelt dit vertegenwoordigend kantoor in strijd met het verbod van artikel 2:20, eerste lid, van de Wft. Specifiek voor een vertegenwoordigend kantoor van een bank die statutair is gevestigd in een andere EER-staat en die van de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat een bankvergunning heeft verkregen, geldt dat eerst mag worden overgegaan tot het verrichten van één of meer van de werkzaamheden als bedoeld in bijlage I van de herziene richtlijn banken (nr. 2006/48/EG) nadat voor dit kantoor is genotificeerd als bijkantoor. Uit artikel 2:15, tweede lid, van de Wft volgt dat deze notificatie moet vermelden welke van deze bancaire werkzaamheden het bijkantoor beoogt in Nederland te verrichten. Zie ook het antwoord op vraag 14 hieronder. Zie onderdeel D van deze informatieset voor de lijst van werkzaamheden als bedoeld in bijlage I van de herziene richtlijn banken.
Antwoord: nee, het is op grond van artikel 3:7, eerste lid, van de Wft verboden om het woord ‘bank’ of vertalingen of vormen daarvan te bezigen in de naam of bij de uitoefening van het bedrijf. DNB kan op grond van artikel 3:7, vierde lid, van de Wft op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod, indien de doeleinden die met het verbod worden beoogd te bereiken, anderszins worden bereikt. Aan een ontheffing kunnen door DNB voorschriften worden verbonden. Er geldt één specifieke uitzondering: het verbod op het gebruik van het woord ‘bank’ is niet van toepassing op vertegenwoordigende kantoren van een bank die statutair in een andere EER-lidstaat gevestigd is en die van de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat een bankvergunning heeft verkregen.
Antwoord: nee, dit is in strijd met de verbodsbepalingen in de toezichtwetgeving, aangezien dergelijke activiteiten zijn voorbehouden aan (toegelaten bijkantoren van) vergunninghoudende banken in Nederland. Voor het verrichten van geldtransacties in Nederland (of het ‘bemiddelen’ daarbij) geldt dat dit is voorbehouden aan de partijen als genoemd in artikel 3, tweede lid, Wgt (zoals geregistreerde geldtransactiekantoren en in Nederland vergunninghoudende [bijkantoren van] banken).
Antwoord: ja, zolang de grensoverschrijdende werkzaamheden in Nederland op geen enkele wijze door tussenkomst van het vertegenwoordigend kantoor worden verricht. Indien de bancaire werkzaamheden wel plaatsvinden door tussenkomst van het vertegenwoordigend kantoor, dient de betrokken bank te notificeren voor een bijkantoor in Nederland.
Antwoord: de aanwezigheid in Nederland van een bijkantoor én van een vertegenwoordigend kantoor van dezelfde bank, kan verwarrend zijn voor het Nederlandse publiek. De aanwezigheid in Nederland van beide soorten kantoren is enkel toegestaan, zolang bij het publiek niet ten onrechte de indruk kan ontstaan dat het vertegenwoordigend kantoor bevoegd is de activiteiten te verrichten die zijn voorbehouden aan het bijkantoor. Dat betekent dat de activiteiten van het vertegenwoordigend kantoor en het bijkantoor strikt gescheiden moeten blijven en dat het vertegenwoordigend kantoor op geen enkele wijze betrokken mag zijn bij de werkzaamheden die zijn voorbehouden aan het bijkantoor.
Antwoord: het is op grond van artikel 3 van de Wgt verboden als geldtransactiekantoor werkzaam te zijn, tenzij er een inschrijving heeft plaatsgevonden in het register van geldtransactiekantoren. Dat betekent dat het zonder inschrijving verboden is geldtransacties (zoals het wisselen van munten of bankbiljetten of money transfers) te verrichten of werkzaam te zijn bij de totstandkoming van geldtransacties.
Antwoord: nee, dit is in strijd met de verbodsbepalingen in de toezichtwetgeving, namelijk het verbod om zonder vergunning van de AFM als financiëledienstverlener te bemiddelen in financiële producten zoals verzekeringen, krediet, beleggingsobjecten of andere financiële producten (artikel 2:80 van de Wft), alsmede het verbod om zonder vergunning van de AFM als financiëledienstverlener te adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten (artikel 2:75 van de Wft). Met betrekking tot het adviseren over financiële instrumenten of het verlenen van andere beleggingsdiensten, dan wel het verrichten van beleggingsactiviteiten, wordt gewezen op de vergunningplicht voor beleggingsondernemingen van artikel 2:96 van de Wft. Voor vragen hieromtrent kunt u contact met de AFM opnemen door telefonisch contact met de AFM te zoeken op werkdagen tussen 08:00 uur en 17:00 uur via het telefoonnummer 0900-6800680 (35 cent per gesprek).
Sector(en)
Begin april zijn de jaarlijkse uitvraag Sector Brede Analyse Niet Financiële Risico’s (SBA NFR) en de integriteitsrisico rapportage (IRAP) beschikbaar om in te vullen.
Lees meerDNB handhaaft niet op de nieuwe bepalingen rondom de scheiding tussen het bankenboek en het handelsboek tot de volledige invoering van het nieuwe marktrisico raamwerk, de ‘Fundamental Review of the Trading Book’ (FRTB).
Lees meerWat zijn belangrijke thema’s en trends op het gebied van witwassen, terrorismefinanciering en sancties? In onze brief van 8 maart aan banken lichten we een aantal belangrijke thema’s toe. Banken kunnen deze informatie gebruiken om hun aanpak van integriteitsrisico’s meer risicogebaseerd te maken
Lees meer
Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website te optimaliseren, maken wij gebruik van cookies.
Lees meer over de cookies die wij gebruiken en de gegevens die we daarmee verzamelen in onze cookie-policy.