De verschuiving van vast naar flex is het grootst onder sportinstructeurs. Het aandeel sportinstructeurs met vaste dienstverbanden is in de afgelopen tien jaar met 23 procentpunten gedaald. De verschuiving vond plaats naar zowel werknemers met een flexibel dienstverband als zzp’ers. Ook bouwvakkers staan in de top vijf, waarmee het beeld wordt bevestigd dat de arbeidsrelaties in de bouwsector snel zijn veranderd. Onder de hulpkrachten in de landbouw is juist geen sprake van flexibilisering. Daar nam het aandeel werknemers met een flexibele arbeidsrelatie juist met 14 procentpunten af. Een kanttekening hierbij is dat de gepresenteerde CBS-cijfers alleen betrekking hebben op personen die als inwoner ingeschreven zijn bij een Nederlandse gemeente. De grote aantallen buitenlandse seizoenarbeiders die in de landbouw werken, worden dus niet meegeteld. Als daarmee wel rekening wordt gehouden, is er waarschijnlijk ook bij deze beroepsgroep sprake van flexibilisering.
Flexibilisering op alle beroepsniveaus
Flexibilisering doet zich niet alleen aan de onderkant van de arbeidsmarkt voor, ook in hogere beroepen (met minimaal hbo-niveau) is het aandeel van de flexibele schil toegenomen ten koste van het aandeel vaste dienstverbanden (Figuur 2). De mate van flexibilisering neemt echter wel toe naarmate het beroepsniveau daalt; de verschuiving van vast naar flex is het grootst op elementair beroepsniveau (geen of basisonderwijs). Ook valt op dat op het hoogste beroepsniveau het aandeel werknemers met een flexibel dienstverband even sterk is toegenomen als het aandeel zzp’ers. Bij de overige beroepsniveaus heeft de verschuiving vooral plaatsgevonden naar werknemers met een flexibel dienstverband.
Figuur 2. Verandering aandelen type arbeidsrelatie tussen 2005 en 2015 per beroepsniveau