Lees hieronder de inleiding van Klaas Knot bij het gesprek met de Vaste Kamercommissie Financiën.
Dank voorzitter en dank ook aan de Kamerleden voor de uitnodiging. Samen met mijn collega’s van het CPB en de AFM bespreek ik graag de belangrijkste risico’s voor het financiële stelsel met u. Ik doe dat op basis van het Overzicht Financiële Stabiliteit van De Nederlandsche Bank, dat u is toegezonden.
Zo dadelijk zal ik het algemene macro-economische beeld schetsen, waarna ik specifiek zal ingaan op de risico’s van geopolitieke spanningen en blokvorming in de wereld (hierna: geo-economische fragmentatie) en de weerbaarheid van Nederlandse financiële instellingen. Voor beide onderwerpen zal ik een aantal aanbevelingen uitlichten waar nationale overheden en parlementariërs, zoals u, ruimte hebben om het financiële stelsel verder te verbeteren. Voordat ik met deze risico’s en aanbevelingen start, blik ik eerst kort terug op het afgelopen jaar, want het wereldwijde financiële stelsel heeft een bewogen jaar achter de rug.
In het voorjaar van 2023 heeft de snelle transitie van lage naar hogere rentes – in reactie op de opgelopen inflatie - namelijk kwetsbaarheden blootgelegd in de financiële sector. Midden in deze transitie zijn een aantal Amerikaanse regionale banken en de Zwitserse systeembank Credit Suisse om verschillende en op zichzelf staande redenen in zwaar weer gekomen met afwikkeling, overname of fusie tot gevolg. In mijn vorige bezoek heb ik daarom een aantal lessen getrokken uit het falen van deze banken.
Nu een jaar later ziet de situatie er gelukkig beter uit. De inflatie in zowel Nederland als het eurogebied is aanzienlijk afgenomen. Zo is de Nederlandse inflatie in mei 2024 gedaald naar 2,7%. Vanwege deze aanzienlijke daling van de inflatie en de verbeterde inflatievooruitzichten in het eurogebied heeft de ECB begin juni de rente voor het eerst weer verlaagd. Tegelijk trekt de groei van de Nederlandse economie het komende jaar naar verwachting weer aan, wat vertrouwen geeft in een zogenoemde ‘zachte landing’ van onze economie. Ook is de Nederlandse financiële sector – mede door de hervormingen na de financiële crisis – weerbaar gebleken. Het vertrouwen in een zachte landing van de economie vertaalt zich onder meer in historisch hoge aandelenkoersen en minder krappe financiële condities. Daarmee is de zachte landing in eerste instantie positief voor de financiële stabiliteit.
Vooruitblikkend zijn er wel risico’s voor de economie en ons financiële stelsel, waarbij onzekerheid een centraal thema is. Allereerst zou de inflatie weer toe kunnen nemen als gevolg van bijvoorbeeld een aanhoudend sterke loongroei. Het is daarom van belang om verdere monetaire besluiten te baseren op inkomende data en niet te ver op de troepen vooruit te lopen. Tegelijkertijd zorgen verschillende factoren, zoals toenemende geopolitieke spanningen, voor meer onzekerheid wat tot correcties op financiële markten en hogere risico’s voor financiële instellingen kan leiden. De hoge aandelenkoersen maken financiële markten kwetsbaar voor correcties en omslag in sentiment. Zo heeft de politieke onzekerheid in Frankrijk vorige week gezorgd voor een correctie op Franse staatsobligaties, dat zich ook verspreid heeft naar bankaandelen in Frankrijk. Deze correcties voltrekken zich tegen een achtergrond van geopolitieke spanningen en geo-economische fragmentatie. Tot dusver zijn prijsdalingen in reactie op geopolitieke spanningen steeds kortstondig geweest, maar ik vraag mij af of beleggers de risico’s van geopolitieke spanningen volledig inprijzen.
Mede daarom wil ik stilstaan bij de risico’s van de toegenomen spanningen, en dan bij geo-economische fragmentatie in het bijzonder. Geo-economische fragmentatie is niet vandaag begonnen, maar een geleidelijke mondiale verschuiving. De afgelopen jaren is de blokvorming van de wereldeconomie toegenomen, met meer handelsbeperkingen en sancties als gevolg. Tegelijkertijd zijn ook de geopolitieke spanningen opgelopen. Op het eerste gezicht is de gevoeligheid van Nederlandse financiële instellingen voor geopolitieke spanningen beperkt vanwege de kleine omvang van de bedrijfsleningen- en beleggingsportefeuilles in landen die op het geopolitieke toneel ver van Nederland afstaan. Maar geo-economische fragmentatie kan deze portefeuilles van Nederlandse financiële instellingen wel indirect raken, omdat Nederlandse bedrijven in hun productieproces ook buitenlandse goederen gebruiken en handelsbeperkingen deze waardeketens verstoren. Daarnaast verhogen geopolitieke spanningen de cyberrisico’s wereldwijd en neemt de effectiviteit van multilaterale overlegorganen af. Blokvorming en spanningen bemoeilijken bijvoorbeeld effectieve crisisbestrijding zoals tijdens de Covid-19 pandemie, maar ook het effectief aanpakken van mondiale uitdagingen zoals de energietransitie.
Behalve een groter bewustzijn over en meer analyse naar deze risico’s door financiële instellingen en beleidsmakers, zie ik ook handelingsperspectief voor nationale overheden. In tijden van grote externe druk uit andere wereldregio’s, vermindert een goed functionerende Europese binnenmarkt de Nederlandse afhankelijkheid van andere wereldregio’s. Daar hebben we als open economie meer nog dan andere landen van geprofiteerd. De Europese binnenmarkt werkt immers als een stootkussen voor schokken die van buiten Europa komen, en biedt dus economische veiligheid. Wat mij betreft betekent dat overigens een open Europese markt met zoveel mogelijk marktwerking en concurrentie. Om dit bereiken is verdere ontwikkeling van zowel de binnenmarkt als de kapitaalmarktunie en bankenunie nodig. Bij de Europese markt is vooral in de dienstensector ruimte voor verdere integratie. Nationale overheden hebben een essentiële rol in het bereiken van voortgang en kunnen lessen uit het Europese bankentoezicht meenemen.
Gegeven de toegenomen onzekerheid, onder meer door fragmentatie, is weerbaarheid van Nederlandse financiële instellingen van belang. Mede dankzij hervormingen na de financiële crisis staan Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars er goed voor. In alle sectoren heeft de transitie naar hogere rentes een positief effect gehad en liggen prudentiële ratio’s boven de vereisten. Hoewel banken door de transitie naar hogere rentes hoge winsten gerealiseerd hebben in 2023, kan de hogere rente ook een negatief effect op de kwaliteit van de uitstaande leningen en investeringen. Bij hogere rentes en lagere economische activiteit stijgt de kans op wanbetaling onder bedrijven en huishoudens. Dit zien we tot op heden nog niet gebeuren bij banken, al zijn de eerste tekenen van verslechtering wel zichtbaar. Zo is de kredietkwaliteit van bedrijfsleningen gedekt door commercieel vastgoed verslechterd, mede omdat deze markt onder druk staat. Een oplossing hiervoor is dat banken hun hoge winsten deels inzetten om additionele voorzieningen te treffen. Ook verzekeraars en pensioenfondsen beleggen tegenwoordig meer in bedrijven. Specifiek zijn beleggingen in private equity en leningen aan risicovolle bedrijven, oftewel private credit, gegroeid. Private credit verbreedt het kredietaanbod voor bedrijven en vermindert de afhankelijkheid van banken, wat positief bij kan dragen aan de stabiliteit van het stelsel. Voor investeerders is private credit interessant vanwege het hogere rendement. Echter, met hoger rendement komen risico’s en dat geldt ook voor deze verschuiving van kredietverlening. Bij private credit komen risico’s daarnaast voort uit de inherente lage transparantie, want deze bedrijven hebben vaak geen extern kredietoordeel. Dit vraagt om gedegen risicomanagement door financiële instellingen en monitoring van potentiële verwevenheden.
Vanwege de verhoogde onzekerheid is het belangrijk om een passende macroprudentiële gereedschapskist te hebben voor financiële instellingen in Europa. Tijdens de Covid-19 pandemie hebben we bij banken gezien wat de waarde is van kapitaalbuffers die vrijgegeven kunnen worden. Als DNB hebben we deze additionele kapitaalbuffers inmiddels geïntroduceerd, maar deze lessen kunnen – zoals de studie Weerbaarheid banken van het Ministerie ook heeft aanbevolen - nog beter verankerd worden in de Europese gereedschapskist. Ook is het voor een gelijker Europees speelveld onder banken wenselijk dat instrumenten consistenter worden toegepast. Voor niet-banken staat deze macroprudentiële gereedschapskist nog in de kinderschoenen, terwijl de rol van pensioenfondsen, verzekeraars en beleggingsinstellingen in het financiële systeem juist gegroeid is. Vooral voor beleggingsinstellingen zijn verbeteringen in het raamwerk dan ook wenselijk. Hiermee sluit ik mijn inleiding af.