Datum: 3 maart 2020
Locatie: Amsterdam
Spreker: Klaas Knot
Vaak begin ik mijn lezingen met complimenten voor de mooie locatie of de goede timing van de bijeenkomst. Dat geldt ook dit keer zeker voor de locatie, maar de timing had misschien nét iets beter gekund. Omdat ons kantoor aan het Frederiksplein gerenoveerd gaat worden, is een groot deel van DNB juist het afgelopen weekend verhuisd naar De Omval, vlakbij het Amstel Station. Anders had ik zo waar te voet kunnen gaan naar deze bijeenkomst. Maar goed, dat terzijde. Vanavond ga ik het hebben over de Nederlandse economie, waarbij ik mijn verhaal heb opgeknipt in drie delen.
Eerst zal ik stilstaan bij de huidige conjuncturele stand van de Nederlandse economie. Hierbij wil ik toelichten waarom ik de conjunctuur recent een 9 heb gegeven in het tv-programma Buitenhof. Maar dit was natuurlijk nog voordat het coronavirus tot uitbarsting kwam. Hoewel de gevolgen van het virus op de economie zeer onzeker zijn, kan het in potentie grote schade aanrichten als de verspreiding van het virus niet snel tot staan wordt gebracht.
Daarna zal ik overgaan op twee structurele uitdagingen voor de Nederlandse economie. Los van de conjunctuur mogen we namelijk niet achteroverleunen. Onderliggend staat het groeipotentieel onder druk en daarnaast kent onze economie in te grote mate een patroon van vallen en opstaan.
Tot slot zal ik mijn verhaal besluiten met een aantal aanknopingspunten om de Nederlandse economie meer toekomstbestendig en ook meer schokbestendig te maken.
De Nederlandse economie staat er conjunctureel gezien goed voor, al zijn de jaren van vette groei voorbij. Afgelopen jaar groeide de economie met 1,7%, na 2,5% in 2018 en een piek van 3,0% in 2017.
Afgelopen jaar was bovendien het vierde opeenvolgende jaar dat de bbp-groei in Nederland die van het eurogebied overtrof. Ook ten opzichte van onze belangrijkste handelspartner, Duitsland, doen we het goed. De Duitse economie groeide in 2019 met slechts 0,6% en ontsnapte in het derde kwartaal aan een recessie.
De veelgehoorde uitspraak dat ‘als Duitsland niest, wordt Nederland verkouden’ gaat daarmee dit keer niet op. Dit hangt onder andere samen met het feit dat Duitsland ten opzichte van Nederland sterk is gericht op de verwerkende industrie. Jarenlang kon Duitsland hierdoor profiteren van de vraag naar industriële producten vanuit opkomende markten. Doordat deze vraag sterk is afgenomen sinds het uitbreken van de handelsoorlog tussen de VS en China, wordt Duitsland juist nu relatief hard geraakt.
Daarnaast doet de Nederlandse economie het ook goed wat betreft de werkloosheid. Die is in Europees perspectief laag en ver onder het gemiddelde. Afgelopen januari stond de werkloosheid op 3,0% en was daarmee de laagste binnen het eurogebied.
Ook voor Nederlandse begrippen is de huidige werkloosheid historisch laag. Voor een lager percentage moeten we terug naar 1973, toen de werkloosheid nipt lager was met 2,9%.
Doordat het aantal openstaande vacatures tegelijkertijd blijft toenemen, stonden er in het laatste kwartaal van vorig jaar 92 vacatures open per 100 werklozen. Dat is ruim boven de piek van vlak voor de financiële crisis. Voor januari zijn er zelfs aanwijzingen dat er meer vacatures openstaan dan opgevuld kunnen worden met werklozen. Dat zou zeer uitzonderlijk zijn en illustreert hoe krap de arbeidsmarkt momenteel is.
Dit zet bedrijven ertoe aan om hogere lonen te bieden. Afgelopen januari stegen de cao-lonen met 3,4% in de marktsector; ruim boven de inflatie van 1,7% in diezelfde maand.
Tot slot komt het begrotingsoverschot van de overheid in 2019 naar verwachting uit op 1,5% bbp. De laatste keer dat het overschot hoger uitviel was vlak na de Tweede Wereldoorlog in 1953.
Samenvattend staat de Nederlandse economie er conjunctureel gezien dus goed voor. Op de vraag van Twan Huys hoe de Nederlandse economie er op een schaal van 1 t/m 10 voorstaat, heb ik daarom geantwoord met 9.
Toch kunnen we niet achteroverleunen. Structureel gezien staat de economie er minder rooskleurig voor. Geschoond voor de conjunctuur zou ik onze economie momenteel hoogstens een 7 geven.
Onderliggend staat het verdienvermogen, oftewel de capaciteit om ook op de lange termijn welvaart te genereren, namelijk onder druk. Zo neemt de potentiële groei naar verwachting verder af.
De lagere groei komt onder andere doordat de arbeidsparticipatie als gevolg van de vergrijzing het komende decennium minder dan vroeger zal bijdragen aan de potentiële groei.Dit betekent dat de toekomstige groei nagenoeg volledig bepaald wordt door de groei van de arbeidsproductiviteit.
Aanknopingspunten om het verdienmodel te versterken moeten daarom zorgen voor een hogere productiviteitsgroei. Dit is een thema dat in veel ontwikkelde landen speelt en concrete oplossingen hiervoor aandragen is uitdagend. Toch zie ik mogelijkheden. Hierover straks meer. Eerst wil ik kort stilstaan bij een tweede uitdaging voor de Nederlandse economie: de schokbestendigheid.
Vergeleken met omringende landen heeft de Nederlandse economie een volatiel karakter. Onze pieken zijn hoog en onze dalen diep. Dat leidt tot onzekerheid en aanpassingskosten.
Recent onderzoek van De Neve e.a. (2019) toont bovendien aan dat een volatiele economie ook gepaard gaat met een lager algemeen welbevinden onder burgers.
Zo wordt een recessie door de meeste mensen als ruim twee keer zo onprettig ervaren als een fase van hoogconjunctuur hen gelukkig maakt. Doordat veel mensen hun identiteit ontlenen aan hun baan, maakt werkloos worden ons ongelukkiger. Volgens onderzoek van Clark e.a. (2007) blijkt ontslag langer en sterker negatief door te werken op ons geluk dan vele andere levensgebeurtenissen, zoals een scheiding.
Naast het versterken van de toekomstbestendigheid is het daarom gewenst om ook de schokbestendigheid van de Nederlandse economie zoveel mogelijk te versterken. Wat is daarvoor nodig? Dat is het onderwerp van het derde – en tevens laatste – onderdeel van mijn verhaal.
Het eerste aanknopingspunt heeft te maken met de verhouding tussen flexibele en vaste contracten op de arbeidsmarkt. Nederland kent in vergelijking met andere landen een zeer hoog aandeel flexwerk.
Het hebben van een grote flexibele schil is echter niet per se slecht. Zo gebruiken bedrijven dit om schokken op te vangen en is er een grote groep zzp’ers die bewust kiest voor het ondernemerschap.
Tegelijkertijd wordt er door werkgevers ook geconcurreerd op contractvormen als gevolg van de huidige verschillen in wet- en regelgeving. Dit is onwenselijk omdat dit gepaard kan gaan met lagere lonen, minder toegang tot krediet en lagere investeringen in scholing.
Inzetten op een evenwichtige verhouding tussen flex en vast kan dus productiviteitsverhogend werken. DNB kan zich op hoofdlijnen daarom goed vinden in het rapport van de commissie Borstlap, waarvan het belangrijkste speerpunt is dat niet institutionele verschillen maar het type werk de arbeidsrelatie bepalen.
Hierbij moeten we echter oppassen dat we niet het kind met het badwater weggooien; bedrijven hebben namelijk een bepaalde mate van flexibiliteit nodig om schokken op te vangen in tijden van recessie.
De overheidsfinanciën staan er goed voor: de schuld ligt inmiddels ruim onder SGP-norm van 60%, en daalt richting pre-crisisniveau.
Daarnaast is de rente op Nederlandse staatsobligaties sterk gedaald en sinds kort zelfs negatief, waardoor overheidsinvesteringen eerder rendabel zijn dan vroeger het geval was.
De gedaalde schuldratio en de lage rente bieden kansen voor de overheid om de welvaart te verhogen. Daarbij denk ik aan investeringen in infrastructuur, onderwijs en de energietransitie, of het verlagen van verstorende belastingen.
Tegelijkertijd is in een volgende neergang ook budgettaire ruimte nodig om de automatische stabilisatoren te laten werken. Dit zijn onderdelen van de begroting die zonder actieve beslissing meebewegen met de conjunctuur. Zo nemen het aantal WW-uitkeringen toe als de conjunctuur verslechtert, terwijl de belastinginkomsten juist afnemen. De overheid vangt op deze manier een deel van de klap op.
Een nieuw kabinet zal dus moeten afwegen welk budgettair beleid het meeste bijdraagt aan onze welvaart. Dit is geen gemakkelijke taak. Het is daarom verstandig dat hier momenteel op gestudeerd wordt door de Studiegroep Begrotingsruimte.
Een belangrijke bron van volatiliteit voor de Nederlandse economie is onze woningmarkt.
Huizenprijzen fluctueren in ons land sterker dan in de ons omringende landen en daarnaast is de verwevenheid tussen de woningmarkt en de rest van de economie hier groter dan in andere landen.
Wanneer de huizenprijzen stijgen, neemt de consumptie relatief sterk toe en krijgt de economie een extra duw. En bij dalende huizenprijzen werkt het precies andersom.
De hoge cycliciteit komt mede doordat het fiscaal aantrekkelijk is om hypotheekschuld aan te gaan en dat de leennormen relatief hoge hypotheeksommen toestaan. Dit heeft eraan bijgedragen dat de Nederlandse hypotheekschuld tot de hoogste ter wereld behoort.
Het is daarom wenselijk om de eigen woning fiscaal te behandelen in Box-3. Dit draagt ook bij aan een gelijk speelveld met de huurmarkt. Het aandeel (midden-) huurwoningen is in Nederland nog steeds laag, terwijl huren verschillende voordelen heeft ten opzichte van kopen. t blijft de hervorming van het pensioenstelsel hard nodig om het stelsel beter aan te laten sluiten op de veranderende arbeidsmarkt en spanningen tussen generaties te verminderen.
Daarbij wil ik vier uitganspunten toelichten die wij bij DNB belangrijk achten:
Duidelijker maken wie waar recht op heeft. Een toekomstbestendig pensioenstelsel brengt daarom premie en opbouw in lijn en kent daarmee geen doorsneesystematiek.
Handhaaf de regels. Aanpassen van de spelregels leidt namelijk tot discussies tussen generaties. Het is daarom belangrijk dat de spelregels stevig in de regelgeving zijn verankerd. In een pensioencontract waarin pensioenaanspraken worden toegezegd is een rekenrente nodig om deze te waarderen. Wanneer geen pensioenaanspraken meer worden toegezegd, is ook geen rekenrente meer nodig om deze te waarderen.
Het bieden van meer maatwerk in het beleggingsbeleid, zodat de mate waarin pensioenfondsen risico’s voor jong en oud nemen beter aansluit bij de risico’s die zij kunnen en willen dragen. Het pensioen van ouderen wordt dan minder gevoelig voor renteveranderingen.
Het werken aan meer realistische verwachtingen van deelnemers, door deelnemers zorgvuldig te informeren over de hoogte van het pensioen en de bijbehorende onzekerheden. Het is daarom goed dat in het pensioenakkoord afspraken zijn gemaakt over de afschaffing van de doorsneesystematiek en maatwerk in het beleggingsbeleid. Het is zaak dat kabinet en sociale partners deze en de andere afspraken uit het akkoord dit jaar voortvarend uitwerken in robuuste wet- en regelgeving, zodat écht stappen gezet worden naar een toekomstbestendig pensioenstelsel.
Samenvattend, de Nederlandse economie staat er momenteel goed voor: zowel wat betreft de economische groei als de werkloosheid zijn we momenteel koploper in het eurogebied.Tegelijkertijd kunnen we niet achteroverleunen. Om deze positie te behouden voor de toekomst, moeten we nu stappen zetten om ons verdienmodel te verhogen en de schokbestendigheid te versterken.
En alsof dat nog niet voldoende reden is, is het af en toe ook gewoon fijn om ergens de beste in te zijn. Want laten we eerlijk zijn, ondanks de vergrote kans dat Depay misschien het EK zal halen, moeten we het deze zomer waarschijnlijk niet hebben van het Nederlandse elftal.