Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Prudent person premieregeling en variabele uitkering

Factsheet

Gepubliceerd: 13 oktober 2016

Bekijk eerdere versies in het archief

In dit factsheet wordt ingegaan op de invulling van de prudent person regel voor premieregelingen en variabele pensioenuitkeringen. Eerst worden de belangrijkste aspecten toegelicht. Voorts wordt ingegaan op enkele specifieke typen regelingen.

Prudent person regel voor premieregelingen en variabele pensioenen

  • Indien de pensioenuitvoerder verantwoordelijk is voor de beleggingen voor een premieregeling of een variabel pensioen, moet hij bij de uitvoering het prudent person beginsel toepassen. In de kern betekent dit dat de pensioenuitvoerder “als een goede huisvader” belegt in het belang van de deelnemers of pensioengerechtigden. De uitvoerder zorgt ervoor dat het beleggingsrisico binnen de grenzen blijft die ervoor zorgen dat sprake is van een adequate oudedagsvoorziening. Er wordt hierbij gekeken naar de balans tussen (verwachte) opbrengsten en zekerheid, gespecificeerd op het profiel van de deelnemer en pensioengerechtigde.
  • In wet- en regelgeving is aan de prudent person regel nadere invulling gegeven. Maar er blijft uitdrukkelijk sprake van een open norm: de verantwoordelijkheid om een beleggingsbeleid te voeren in overeenstemming met het prudent person beginsel ligt bij uitvoerder. De uitvoerder geeft in het beleggingsbeleid invulling aan dit beginsel en onderbouwt dat wordt voldaan aan de prudent person regel.
  • De prudent person regel is als onderdeel van het financieel toetsingskader vastgelegd voor pensioenfondsen, maar geldt op grond van artikel 52a Pensioenwet en artikel 63a WVB dienovereenkomstig ook voor premieregelingen zonder beleggingsvrijheid en voor variabele pensioenuitkeringen, uitgevoerd door verzekeraars en premiepensioeninstellingen.
  • Voor premieregelingen met beleggingsvrijheid geldt de prudent person regel voor het default beleggingsprofiel voor deelnemers die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen niet over willen nemen (zie artikel 52 Pensioenwet en artikel 63 WVB). En indien de deelnemer in dit type premieregeling wel de verantwoordelijkheid voor de beleggingen overneemt en een keuze maakt uit de aangeboden beleggingsmogelijkheden, moet de pensioenuitvoerder dit beginsel toepassen bij het advies dat hij de deelnemer geeft, passend bij het risicoprofiel van de deelnemer.
  • De pensioenuitvoerder kan een pensioenfonds (ook: een algemeen pensioenfonds) zijn of een verzekeraar of een premiepensioeninstelling.

Prudent person regel grotendeels vergelijkbaar met uitkeringsovereenkomsten

  • De invulling van de prudent person regel voor premieregelingen en variabele pensioenuitkeringen is grotendeels gelijk aan de invulling hiervan voor uitkeringsregelingen, maar op onderdelen gelden specifieke regels. Zie hiervoor de artikelen 14a tot en met 14d van het besluit Uitvoering Pensioenwet en WVB.
  • Zo volgt uit artikel 14a Besluit Uitvoering PW dat voor premieregelingen en variabele uitkeringen ook de regels gelden in artikel 13 Besluit FTK met uitzondering van het tweede lid van dit artikel. Het gaat daarbij onder meer om de volgende voorschriften:
    • De waarden worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd.
    • De waarden worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd.
    • Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken.
    • Bovenmatig risico met betrekking tot één en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen wordt vermeden.
    • De waarden worden naar behoren gediversifieerd.
  • De regel in artikel 13, tweede lid, van het Besluit FTK is vervangen door de regel dat wordt belegd op een wijze die past bij de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. Anders dan voor uitkeringsregelingen is immers geen sprake van een pensioenverplichting, maar heeft het opgebouwde kapitaal wel een pensioenbestemming.
  • Ook de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan zijn gebaseerd op de regels voor uitkeringsregelingen (artikel 14b Besluit Uitvoering PW dan wel artikel 13a Besluit FTK). Het gaat hierbij om de volgende voorschriften:
    • Het strategisch beleggingsbeleid bevat in ieder geval een beschrijving van de beleggingsdoelstelling, de samenstelling van de beoogde beleggingsportefeuille en de mate waarin van de beoogde beleggingsportefeuille kan worden afgeweken.
    • Het strategisch beleggingsbeleid wordt vertaald in een beleggingsplan. In het beleggingsplan staan concrete en gedetailleerde richtniveaus en bandbreedtes per beleggingscategorie. Daarbij wordt beleid opgesteld voor de beheersing van de relevante risico’s.
    • Periodiek wordt onderbouwd aan de hand van een scenario-analyse dat het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan passen binnen de prudent person regel.
    • Een beleggingscyclus wordt vastgesteld op grond waarvan het strategisch beleggingsbeleid, het beleggingsplan en de uitvoering periodiek worden geëvalueerd en herbeoordeeld.Voor deze bepalingen geldt overgangsrecht: verzekeraars en premiepensioeninstellingen hebben tot 1 januari 2018 de tijd om hieraan te voldoen.
  • Verder is specifiek voor premieregelingen en variabele pensioenuitkeringen bepaald dat in geval van meerdere beleggingsprofielen deze regels per beleggingsprofiel moeten worden toegepast.

Life-cycle beginsel

  • In de Wet Verbeterde Premieregeling is ten aanzien van de prudent person-regel nader geconcretiseerd dat pensioenuitvoerders van premieovereenkomsten en van variabele uitkeringen bij de samenstelling van de beleggingsportefeuille rekening moeten houden met de leeftijd van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (life-cycle beginsel).
  • Dit betekent dat in de opbouwfase van premieregelingen tot aan pensioendatum een passende life-cycle moet worden gehanteerd in het beleggingsbeleid, waarbij het beleggingsrisico geleidelijk wordt teruggenomen naar een niveau dat aansluit bij het beleggingsprofiel na de pensioendatum. De uitvoerder kan – onder voorwaarden – ook onderbouwen dat de deelnemer op een andere wijze effectief wordt beschermd tegen de gevolgen van beleggingsrisico’s in de periode voorafgaand aan de pensioendatum. Het gaat hierbij om bescherming tegen onder meer zakelijkewaardenrisico en renterisico. Indien deze andere wijze naar het oordeel van DNB niet aan de doelstellingen voldoet, kan DNB de uitvoerder verplichten over te gaan op leeftijdsgerelateerde afbouw van beleggingsrisico. Voor deze mogelijkheid geldt overigens overgangsrecht voor bestaande regelingen.
  • Bij de uitvoering van variabele uitkeringen voortvloeiend uit een premie- of kapitaalovereenkomst moet op grond van de prudent person-regel een beleggingsbeleid worden gevoerd, waarbij de mate van beleggingsrisico aansluit bij de resterende levensverwachting. In de collectieve variant van de premieovereenkomst, moet de mate van beleggingsrisico binnen het uniforme beleggingsbeleid afgestemd zijn op de gemiddelde leeftijd van de toedelingskring. Deze norm legt daarmee een prudent gekozen niveau van beleggingen in zakelijke waarden op en een prudent niveau voor het renterisico.

Beleggingsbeleid aansluiten op risicohouding

  • Indien sprake is van één beleggingsprofiel voor een groep deelnemers of pensioengerechtigden voert de uitvoerder een beleggingsbeleid dat past bij de voor die groep of regeling vastgestelde risicohouding. Dit geldt voor het beleggingsbeleid voor premieregelingen zonder beleggingsvrijheid, voor variabele pensioenuitkeringen met een uniform beleggingsprofiel en voor het default beleggingsprofiel in een premieregeling met beleggingsvrijheid (voor deelnemers die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen niet overnemen).
  • De risicohouding is de mate waarin een groep deelnemers of gepensioneerden beleggingsrisico kan en wil nemen met oog op de hoogte en de variabiliteit van het pensioen. Voor (gewezen) deelnemers gaat het daarbij om het pensioen op pensioendatum en voor gepensioneerden om de hoogte van de pensioenuitkering en de variabiliteit van jaar op jaar. Zie art 1a besluit ftk.
  • Een pensioenfonds stelt de risicohouding vast in overleg met de fondsorganen en sociale partners. Verzekeraars en premiepensioeninstellingen hebben een inspanningsverplichting om bij de betrokken gepensioneerden zoveel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over hun doelstellingen en risicohouding. Zie ook: risicohouding.
  • De pensioenuitvoerder moet periodiek aantonen dat het gevoerde beleggingsbeleid past bij de vastgestelde risicohouding. Dat gebeurt op basis van een scenario-analyse waarin wordt gekeken naar de hoogte en variabiliteit van de pensioenen. De economische veronderstellingen hiervoor moeten voldoen aan de parameter-voorschriften voor pensioenfondsen (zie art 23a Besluit FTK
  • Verzekeraars en premiepensioeninstellingen hebben tot 1 januari 2018 de tijd om de risicohouding vast te stellen (overgangsrecht).

Prudent person regel voor premieregelingen met beleggingsvrijheid (opbouwfase)

  • In de situatie dat de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen en dus zelf een keuze maakt uit de aangeboden beleggings­mogelijkheden, geldt het prudent person beginsel voor het persoonlijk advies dat de deelnemer krijgt omtrent de spreiding van beleggingen.
  • De pensioenuitvoerder stelt een defaultbeleggingsprofiel vast voor deelnemers die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen niet willen overnemen. Voor dit defaultbeleggingsprofiel geldt ook de prudent person regel en het bijbehorende life cycle beginsel (zie toelichting hierboven). Indien de deelnemer kan kiezen uit meerdere beleggingsprofielen, is één van deze profielen het defaultbeleggingsprofiel.

Prudent person regel bij meerdere beleggingsprofielen (opbouw- of uitkeringsfase)

  • Deze situatie is aan de orde bij premieregelingen met beleggingsvrijheid waarin de deelnemer kan kiezen uit beleggingsprofielen (opbouwfase). Daarnaast kan deze situatie zich voordoen bij variabele pensioenuitkeringen (uitkeringsfase). In dat geval hanteert de uitvoerder het beleggingsprofiel dat past bij het risicoprofiel van de (aspirant) gepensioneerde.
  • Als er sprake is van meerdere beleggingsprofielen geeft de uitvoerder binnen het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan invulling aan die beleggingsprofielen. En hij onderbouwt voor ieder profiel dat het past binnen de prudent person regel. De aangeboden beleggingsprofielen (inclusief life-cycles) moeten daarbij worden gezien als onderdeel van “het beleggingsbeleid”. Dit betekent onder meer dat ieder beleggingsprofiel concreet en in detail moet worden ingevuld voor de korte termijn (beleggingsplan) en voor de lange termijn (strategisch beleggingsbeleid). Het is hierbij van belang dat ook wordt ingegaan op de onderlinge samenhang van de aangeboden beleggingsprofielen. De aangeboden range van beleggingsprofielen moet bijvoorbeeld passen bij de risicohouding van het collectief van de deelnemers en bij de doelstellingen van de regeling.
  • Verzekeraars en premie pensioeninstellingen voeren vaak voor veel klanten vergelijkbare premieregelingen uit, gebaseerd op (deels) dezelfde beleggingsprofielen. Deze uitvoerders kunnen de invulling en onderbouwing van de prudent person regel op productniveau of per beleggingsprofiel uitvoeren.