Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Gezonde balansverhoudingen

Q&A

Vraag:

Wat verstaat DNB onder “gezonde balansverhoudingen” in het kader van het toezicht op gedekte obligaties?

Gepubliceerd: 23 oktober 2017

Bekijk eerdere versies in het archief

Antwoord:

DNB houdt op basis van artikel 40(i) van het Besluit prudentiële regels Wft toezicht op zogenaamde “gezonde balansverhoudingen”. Met onderstaande uitleg wordt duidelijk gemaakt hoe banken die geregistreerde gedekte obligaties uitgeven aan DNB dienen aan te tonen dat hun balansverhoudingen gezond zijn en in de toekomst gezond blijven.

Achtergrond

In artikel 20h, eerste lid onderdeel (c) van de Uitvoeringsregeling Wft is vastgelegd dat instellingen ten minste jaarlijks aan de Nederlandsche Bank informatie verstrekken die De Nederlandsche Bank nodig heeft om haar bevoegdheid ingevolge artikel 40i van het Besluit prudentiële regels Wft (toezicht op gezonde balansverhoudingen) uit te oefenen. Uit dien hoofde dienen instellingen die geregistreerde gedekte obligaties uitgeven de volgende informatie jaarlijks aan te leveren:

  1. De indicatoren waarmee de instelling stuurt op een gezonde verhouding tussen de totale uitstaande geregistreerde gedekte obligaties en de totale geconsolideerde balans. Deze indicatoren dienen de instelling in staat te stellen te sturen op – in ieder geval - de volgende risico’s.
    1. Fundingrisico uit hoofde van achterstelling:
      1. Welke aanspraak hebben ongedekte (senior) obligatiehouders en depositohouders op de boedel in geval van faillissement? Met andere woorden: wat is de mate van achterstelling van ongedekte crediteuren?
      2. Wat betekent (i) voor de kosten van ongedekte financiering, in het bijzonder in geval de markt een hoger faillissementsrisico inprijst?
      3. Wat zijn de consequenties van de mate van activabeklemming voor de afwikkelbaarheid van de instelling? Met andere woorden: in hoeverre kan activabeklemming de inzet van resolutie-instrumenten in de weg staan? Zo kan een te hoge activabeklemming een gedeeltelijke verkoop van de bank – als onderdeel van afwikkeling - in de weg staan. Tevens kan het de financiering van een brugbank bemoeilijken. Zodoende is het van belang dat een bank die geregistreerde gedekte obligaties uitgeeft, beschikt over (i) voldoende onbeklemde activa van hoge kwaliteit en (ii) voldoende activa die nog kunnen worden beleend bij de centrale bank. Deze waarden dienen o.a. te worden bezien in verhouding tot de depositobasis.
    2. Contingency funding risico:
      1. In hoeverre is er nog balansruimte om additionele gedekte obligaties uit te geven in geval van een verminderde toegang tot (met name ongedekte) fundingmarkten en in hoeverre is dat nodig?
    3. Bijstortrisico:
      1. In hoeverre is er additioneel onderpand nodig en beschikbaar (het zogenaamde “backbook”) om de cover pool aan te zuiveren bij verslechtering van de onderpandkwaliteit?
  2. Voor ieder van de onder (1) genoemde indicatoren een onderbouwde tolerantie. Hierbij dienen in ieder geval (a) de Total encumbered asset ratio, en (b) de backbook ratio in ogenschouw te worden genomen. Deze dienen als volgt te zijn gedefinieerd:
    1. Total unencumbered asset ratio = [(Total encumbered assets /(Total Assets)]
    2. Backbook ratio = [(total assets on the balance sheet of the issuing bank that are eligible to serve as collateral under the covered bond programme, but that are not registered as collateral in the covered bond company, calculated in accordance with article 40 (f) (2) of the Besluit prudentiële regels Wft) / (nominal value of outstanding covered bonds)]
  3. Daarnaast wordt van instellingen verwacht dat zij indien benodigd eigen indicatoren ontwikkelen die aansluiten bij hun visie en tolerantie t.a.v. bovengenoemde risico’s in relatie tot (on)gezonde balansverhoudingen.
  4. De uitkomsten van de stresstest als bedoeld in artikel 20(g) van De Uitvoeringsregeling Wft, waarin een directe relatie wordt gelegd met de indicatoren zoals gedefinieerd onder (1) en (2).
  5. Op basis van (1) t/m (3) stelt de bank, ter beoordeling aan DNB, een uitgifteplafond (obv 1a indicatoren), de geprojecteerde consumptie daarvan (obv 1b) en het minimale backbook (obv 1c) voor. Het is uiteindelijk aan DNB om een uitgifteplafond, een passende consumptie daarvan en een minimaal backbook voor de uitgevende bank vast te stellen.

DNB zal – als onderdeel van de jaarlijkse beoordeling van geregistreerde gedekte obligatie programma’s – op basis van deze informatie toetsen of de bank voldoet en naar verwachting in de toekomst zal blijven voldoen aan de vereiste van gezonde balansverhoudingen. Daarbij beoordeelt DNB ook of gezonde balansverhoudingen voldoende geborgd zijn in het risicomanagement van de bank (monitoring, risicobeheersmaatregelen). DNB informeert de instelling hierover als onderdeel van de uitkomst van de jaarlijkse beoordelingscyclus.

Ontdek gerelateerde artikelen