Antwoord:
DNB verwacht van krimpende pensioenfondsen (waarbij het aantal actieve deelnemers relatief beperkt is en gestaag afneemt) of gesloten pensioenfondsen dat zij de alternatieven voor de toekomst van het pensioenfonds onderzoeken en dit onderzoek ook regelmatig herhalen. Daarbij moeten zij rekening houden met de specifieke risico’s die krimpende of gesloten pensioenfondsen lopen en de evenwichtige belangenafweging voor de deelnemers.
In de praktijk blijkt dat sommige pensioenbesturen de risico’s van voortzetting van het pensioenfonds niet voldoende in kaart hebben. Zo kennen zij bijvoorbeeld de specifieke risico’s niet of onderkennen zij het bijzondere karakter van een krimpend of gesloten pensioenfonds onvoldoende. Voor een overzicht van risico’s die DNB in ieder geval heeft geïdentificeerd zie de Factsheet risico’s krimpende en gesloten pensioenfondsen.
Ook zijn er pensioenfondsen die de risico’s niet voldoende beheersen. Een bijstortingsgarantie kan daarbij niet worden beschouwd als alternatief voor het als pensioenfonds beheersen van risico’s. Het is immers onzeker of de bijstortingsgarantie kan worden nagekomen zodra het pensioenfonds deze nodig heeft en ook kennen bijstortingsgaranties beperkende voorwaarden. Een krimpend of gesloten pensioenfonds zal zelfstandig de specifieke risico’s moeten beheersen en regelmatig alternatieven voor de toekomst moeten onderzoeken.
Onderdeel van dit onderzoek vormen in ieder geval de volgende punten:
- Beëindigingsvoorwaarden in de uitvoeringsovereenkomst (indien nog van toepassing) met de aangesloten werkgevers in kaart brengen (eenduidige afspraken over bijstorting, herstelpremie, (voortgezette) dienstverlening, arbeidsongeschiktheids(uitloop)risico’s, nog te financieren voorwaardelijke aanspraken en toeslagverlening, uitvoeringskosten etc).
- Een cijfermatige en kwalitatieve analyse maken van het voorbestaan van het pensioenfonds en de alternatieven zoals overdracht naar andere pensioenuitvoerders in kaart brengen, met als specifieke aandachtspunten:
- de gevolgen van het krimpen en/of gesloten zijn op het beleggingsbeleid (looptijd, risicobereidheid, complexiteit) en daarmee het verwachte beleggingsrendement en de voorwaardelijke toeslagverlening[1];
- de gevolgen op de kansen op tekort en eventuele noodmaatregelen zoals korten (en de omvang van de korting);
- de gevolgen van relatief toenemende uitvoeringskosten.
- De voorkeuren van de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in kaart brengen, zodat deze voorkeuren kunnen worden meegewogen bij toekomstige keuzes.
- De mogelijke uitvoerders waaraan kan worden overgedragen of waarmee kan worden samengewerkt/gefuseerd in kaart brengen en daarbij ook specifieke condities en voorwaarden inventariseren.
- Beëindigingsvoorwaarden in overeenkomsten met dienstverleners in kaart brengen (waar mogelijk) aanpassen aan de beperkte horizon van het pensioenfonds.
- De afwikkelmogeliikheden van de beleggingsportefeuille inclusief illiquide beleggingen in kaart brengen en waar mogelijk de beleggingsportefeuille in ieder geval m.b.t. liquiditeit aanpassen op de beperkte horizon van het pensioenfonds.
De uitkomsten van deze afweging dient het pensioenfondsbestuur te vertalen in beleidsbeslissingen. Daarnaast moet het bestuur de stakeholders en DNB hierover inzicht kunnen geven.
Het is belangrijk dat een pensioenfonds deze analyse regelmatig herhaalt omdat de afweging kan veranderen door interne en externe omstandigheden. Bijvoorbeeld vanwege wijzigingen in de financiële positie van het pensioenfonds (intern), het aflopen van overeenkomsten (intern) de gevolgen van nieuwe wet- of regelgeving (extern) of de condities voor overdracht aan een andere pensioenuitvoerder (extern). Deze punten kunnen ook aanleiding vormen om tussentijds te besluiten om aanvullende stappen te zetten, bijvoorbeeld bij het bereiken van een bepaalde dekkingsgraad.
_______
[1] Aanpassing van het beleggingsbeleid kan leiden tot een lager verwacht rendement. Als de toeslagverlening afhankelijk is van het beleggingsrendement kan dit gevolgen hebben voor de mate waarin de ambitie naar verwachting kan worden waargemaakt. Bij het onderzoek naar het voortbestaan van het pensioenfonds is het van belang dit aspect mee te nemen.