Het voldoen aan deze prudentiële eisen is essentieel voor het waarborgen van de financiële soliditeit van een financiële onderneming en is tevens in het belang van een gezonde financiële sector. Dit is voor DNB aanleiding om met ingang van 1 januari 2017 scherper handhavend op te treden bij een kapitaaltekort.
In deze factsheet licht DNB toe welke formele maatregelen DNB overweegt in te zetten wanneer een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling (egi) de wettelijk voorgeschreven kapitaalvereisten onderschrijdt.
Tekort ten aanzien van de kapitaalvereisten
Met onderschrijding van kapitaalvereisten refereert DNB aan een tekort op het minimaal aan te houden bedrag aan eigen vermogen, als bedoeld in artikel 3:53 van de Wft in samenhang met artikel 48 lid 1 van het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) (de minimum eigenvermogenseis) en het minimaal aan te houden toetsingsvermogen, als bedoeld in artikel 3:57 van de Wft in samenhang met artikel 59 lid 1 Bpr (de solvabiliteitseis).
Het niet voldoen aan deze prudentiële vereisten vormt een ernstige overtreding van de Wft.
Op grond van de artikelen 1:79 en 1:80 van de Wft in samenhang met het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Bbbfs) heeft DNB onder meer de bevoegdheid om een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete op te leggen aan een betaalinstelling of een egi die niet voldoet aan de prudentiële vereisten.
Strengere handhaving vanaf 2017
DNB heeft besloten om met ingang van 1 januari 2017 strenger te handhaven ten aanzien van betaalinstellingen of egi’s die niet voldoen aan de wettelijke kapitaalvereisten. DNB kan daarbij gebruik maken van onderstaande handhavingsinstrumenten.
Last onder dwangsom
Wanneer DNB een onderschrijding van de wettelijke kapitaalvereisten bij een betaalinstelling of een egi constateert, kan zij gebruik maken van haar bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen. Indien een instelling verzuimt om binnen de geboden begunstigingstermijn de onderschrijding van de kapitaalvereisten te beëindigen, verbeurt zij in dat geval van rechtswege een of meer dwangsommen, tot een vooraf bepaald maximum.
Bestuurlijke boete
Indien een betaalinstelling of een egi voor een tweede keer binnen een periode van 25 maanden niet voldoet aan de wettelijke kapitaalvereisten, overweegt DNB om gebruik te maken van haar bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen aan de betaalinstelling of de egi. De boete kan daarbij worden opgelegd aan de onderneming en/of aan haar feitelijk leidinggevende(n).
Volgens het Bbbfs vallen overtredingen van de minimum eigenvermogenseis en/of van de solvabiliteitseis in de tweede of de derde boetecategorie (categorie 2 of 3). Voor boetecategorie 2 geldt een basisbedrag van EUR 500.000, een maximumbedrag van EUR 1.000.000 en een minimumbedrag van EUR 0. Voor boetecategorie 3 geldt een basisbedrag van EUR 2.500.000, een maximumbedrag van EUR 5.000.000 en eveneens een minimumbedrag van EUR 0.
DNB kan op grond van artikel 2 van het Bbbfs het basisbedrag van een bestuurlijke boete in de tweede of derde categorie verhogen of verlagen met ten hoogste 50 procent, waarbij DNB rekening houdt met de ernst en de duur van de overtreding, onderscheidenlijk met de verwijtbaarheid van de overtreder. DNB dient op grond van artikel 4, eerste lid, van het Bbbfs, bij het vaststellen van de hoogte van het boetebedrag rekening te houden met de draagkracht van de overtreder. Bij onvoldoende draagkracht kan de op te leggen boete worden verlaagd, met maximaal 100 procent. Bovendien kan, op grond van artikel 3 van het Bbbfs, bij herhaalde boeteoplegging voor eenzelfde overtreding binnen vijf jaar het boetebedrag worden verdubbeld.
Het kan dus voorkomen dat DNB voor eenzelfde overtreding gebruik maakt van zowel de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen, als de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.
Overige maatregelen
Indien een betaalinstelling of een egi herhaaldelijk of structureel de wettelijke kapitaalvereisten overtreedt, zal DNB zich beraden op de inzet van aanvullende of andere maatregelen.
Publicatie
Op grond van de artikelen 1:97 tot en met 1:101 van de Wft is DNB in een aantal gevallen verplicht om opgelegde bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom openbaar te maken. DNB dient op grond van artikel 1:97, eerste lid, van de Wft een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie, zoals een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom, openbaar te maken, indien deze onherroepelijk is geworden. Indien een instelling een dwangsom verbeurt, dient DNB op grond van artikel 1:97, vierde lid, van de Wft het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom zo spoedig mogelijk openbaar te maken. Verder dient een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete bij bepaalde – zware – overtredingen zo spoedig mogelijk na de bekendmaking ervan openbaar te worden gemaakt. Hetzelfde geldt, voor zover van toepassing, voor de uitkomst van een bezwaar- of (hoger) beroep dat in verband met een bestuurlijke sanctie is gemaakt of ingesteld. In de artikelen 1:98, 1:99 en 1:101 van de Wft zijn nadere (procedurele) voorschriften opgenomen over de openbaarmaking van bestuurlijke sancties, onder meer over de omstandigheden waaronder publicatie wordt uitgesteld of geanonimiseerd plaatsvindt.
Afsluitend
Ten aanzien van andere overtredingen (zoals met betrekking tot rapportagevoorschriften) kan DNB op andere manieren en met andere termijnen handhaven.