Onze productiviteit is hoog
Begin 2023 hebben bijna tien miljoen Nederlanders betaald werk. In verhouding tot andere landen doen we dit vaker in deeltijd. Maar omdat we betrekkelijk laat met pensioen gaan, werken we in verhouding toch meer uren dan in veel landen om ons heen. Driekwart van alle Nederlanders tussen de 15 en 75 jaar is aan het werk of op zoek naar werk. Dit is een record voor ons land en binnen Europa ligt dit percentage alleen in een paar Scandinavische landen hoger.
Verwachtingen voor de korte termijn
De Nederlandse arbeidsmarkt is niet alleen sterk maar ook krap. Dat betekent dat veel bedrijven naar personeel zoeken en er weinig werklozen zijn. In verschillende sectoren zoals de ICT, de bouw, de zorg en het onderwijs is een groot tekort aan mensen. Eind 2022 stonden 442.000 vacatures open; ruim boven het gemiddelde van 181.000 sinds het begin van de meting in 1997. Een van de gevolgen is dat werknemers makkelijker van baan wisselen, bijvoorbeeld vanwege gunstige arbeidsvoorwaarden zoals een hoger loon. Bij sommige bedrijven krijgen medewerkers die nieuwe collega’s aandragen een wervingspremie.
Er is zoveel vraag naar producten en diensten dat er bij de huidige productietechnieken onvoldoende beschikbare arbeidskrachten zijn. Het zou gunstig zijn voor de economische groei als we met zijn allen meer gaan werken dan we al doen. Maar mensen willen of kunnen dat niet altijd, bijvoorbeeld vanwege zorg voor anderen of een studie die ze volgen. Omdat door de vergrijzing het aantal mensen dat werkt afneemt, verwachten we dat de arbeidsmarkt de komende jaren krap blijft. Daar komt bij dat door de vergrijzing ook meer zorg geleverd moet worden, waardoor we ook meer personeel nodig hebben.
Lonen
De inflatie is hoog en de arbeidsmarkt is krap. Dat de lonen sterker gaan stijgen ligt daarom voor de hand. Want door inflatie gaat de koopkracht van werkenden achteruit. Hogere lonen stutten de koopkracht. Naast de forse stijging van de prijzen is de arbeidsproductiviteit (hoeveel we produceren per gewerkt uur) toegenomen en zijn er veel openstaande vacatures. Deze ontwikkelingen maken dat lonen meer omhoog kunnen, en wat ons betreft zelfs moeten. Dit geldt in het bijzonder voor bedrijven die goed in staat zijn de hogere kosten door te berekenen naar hun klanten. Het kabinet heeft een belangrijke stap gezet voor de laagste inkomens door het minimumloon per 1 januari 2023 met 10,15% te verhogen.
Loon-prijsspiraal
Het verhogen van de lonen moet wel beheerst gebeuren. Want als de lonen stijgen moeten bedrijven de prijzen van hun producten en diensten verhogen om de hogere lonen te kunnen betalen. Dat zorgt ervoor dat werknemers op hun beurt hogere lonen willen om de duurder geworden spullen te kunnen betalen. Dit kan leiden tot een situatie waarbij hogere lonen zelf een belangrijke bron van inflatie worden. Dan werken loonstijgingen als olie op het inflatievuur. Als dat gebeurt, spreken we van een loon-prijsspiraal. Het is belangrijk om te voorkomen dat die ontstaat. Op dit moment is er geen sprake van een dergelijke spiraal en wij zien voldoende ruimte om de lonen te laten stijgen. Verschillende partijen in de samenleving kunnen overigens bijdragen aan het voorkomen van een loon-prijsspiraal. Wij als centrale bank bijvoorbeeld kunnen invloed uitoefenen op de inflatie.
Lees meer:
Arbeidsvoorwaarden zijn meer dan lonen
Naast lonen zijn er ook andere arbeidsvoorwaarden, zoals de contractvorm: vast, flex of zzp. De afgelopen decennia is de flexibilisering van de arbeidsmarkt snel gegaan. Daardoor zijn er minder mensen werkzaam in een vast dienstverband en juist meer mensen die werken in tijdelijke- of oproepcontracten of als zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Eind vorig jaar telde Nederland 2,7 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie en 1,2 miljoen zzp’ers. Om een idee te geven: het aantal vaste werknemers telde 5,3 miljoen.