Arbeid is en blijft schaars
Ondanks de economische tegenwind in 2023 blijft de Nederlandse arbeidsmarkt krap, met nog steeds meer vacatures dan werklozen. Ook in de toekomst blijft arbeid schaars: het CPB verwacht dat tussen 2026 en 2040 de groei van het arbeidsaanbod vrijwel nihil is. Een stagnerende groei van het arbeidsaanbod zet een rem op economische groei, zet de houdbaarheid van de sociale voorzieningen onder druk en heeft gevolgen voor onze brede welvaart. Publieke dienstverlening boet bijvoorbeeld aan kwaliteit in of wordt minder toegankelijk. Bovendien worden verdelingsvraagstukken lastiger als onze nationale koek minder hard groeit.
Combinatie van oplossingsrichtingen is nodig
Om de economische en welvaartsgroei de komende decennia op peil te houden zijn grote stappen nodig, zo laat een vandaag gepubliceerde DNB Analyse zien. Uitgaande van de verwachte arbeidsaanbodontwikkeling en een voortzetting van de huidige productiviteitsgroei, zou de groei van de economie zonder aanpassingen tussen 2026 en 2040 vertragen naar gemiddeld 0,6% per jaar. Dat is ruim onder het gemiddelde van anderhalf procent sinds de eeuwwisseling. In dit basisscenario komt de groei van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, een indicator voor welvaart, zelfs nagenoeg tot stilstand.
Sterk versimpeld gezegd zijn er vier factoren die kunnen bijdragen aan economische groei: als de beroepsbevolking stijgt, als we productiever worden, als meer mensen gaan werken, of als werkenden meer uren gaan maken. Figuur 1 brengt voor ieder van deze factoren in beeld wat nodig zou zijn om de economische groei op de anderhalf procent te houden die we zijn gewend. Daaruit blijkt dat dat grote inspanning zal vereisen, en dat op meerdere oplossingsrichtingen tegelijk zal moeten worden ingezet.
We zouden onze economische groei op peil kunnen houden als de beroepsbevolking ieder jaar met circa 110.000 personen groeit. Dit is echter veel meer dan de 10.000 personen per jaar die we verwachten voor de periode 2026-2040, en zelfs meer dan in voorgaande decennia (zie Paneel A in figuur 1). Deze groei van de beroepsbevolking kan in theorie bereikt worden via gerichte arbeidsmigratie, maar geschikte arbeidsmigranten zijn niet gemakkelijk te vinden. Bovendien gaat migratie gepaard met sociale en maatschappelijke uitdagingen.
De economische groei zou ook op peil gehouden kunnen worden door een hogere arbeidsproductiviteitsgroei. Deze productiviteitsgroei zou dan echter moeten toenemen tot 1,4% per jaar, terwijl deze de afgelopen decennia juist is gedaald naar gemiddeld 0,5% (Paneel B). Zo’n sterke toename lijkt dus niet erg realistisch, tenzij zich grote technologische doorbraken voordoen. De opkomst van kunstmatige intelligentie heeft de potentie om de productiviteit te verhogen, maar de omvang van die productiviteitswinst is hoogst onzeker.
Ook bij andere oplossingsrichtingen om de groei op peil te houden gelden grote uitdagingen: de arbeidsparticipatie onder 15 tot 75 jarigen zou nog verder moeten toenemen tot 88% (nu 75%, Paneel C), óf in 2040 zou iedere werkende (deeltijders én voltijders) per week 5 uur extra moeten werken (Paneel D). Dit is allebei echter niet eenvoudig, want Nederland heeft mede door het verhogen van de pensioenleeftijd en de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen al een hoge arbeidsparticipatie, zeker gemeten in personen. Ook het gemiddeld aantal gewerkte uren afgezet tegen de beroepsbevolking is hierdoor relatief hoog (ondanks een hoog percentage deeltijdwerkers).
Figuur 1 - Vier factoren die kunnen bijdragen aan economische groei