Eerder hebben DNB en het Financieel Stabiliteitscomité de financiële sector opgeroepen zich voor te bereiden op Brexit. Deze oproep is nog steeds actueel. Het risico op een no-deal Brexit is gezien de aanhoudende politieke onzekerheid in het VK nog altijd groot. Bij een no-deal Brexit kunnen verstoringen optreden in de financiële dienstverlening vanuit het VK aan financiële instellingen in Nederland. Door middel van een enquête heeft DNB nader onderzocht aan welke risico’s financiële instellingen en sectoren in Nederland blootstaan en welke voorbereidingen worden getroffen om deze risico’s te beperken.
Toegang tot centrale clearing voor afdekken van risico’s
Nederlandse financiële instellingen maken op grote schaal gebruik van derivatenmarkten voor het afdekken van risico’s. De Londense City vervult een prominente rol in de centrale clearing van deze derivaten, waarbij een centrale tegenpartij (CCP) zich tussen kopen en verkoper plaatst om het tegenpartijrisico af te dekken. Vooral banken en verzekeraars geven aan het verlies van toegang tot CCP’s in het VK bij een no-deal Brexit als een groot risico te zien. In dit scenario kunnen zij niet langer voldoen aan hun wettelijke clearingverplichting bij CCP’s in het VK en stijgen de kosten voor centrale clearing. In de EU zijn slechts beperkt alternatieve CCP’s beschikbaar die op korte termijn grote volumes uit het VK kunnen overnemen. Instellingen zijn in beperkte mate begonnen met het overzetten van derivatencontracten naar CCP’s buiten het VK. DNB verwelkomt het recente besluit van de Europese Commissie om de toegang tot CCP’s in het VK tijdelijk te waarborgen.
Uitvoering derivatencontracten
Bij een no-deal Brexit kunnen complicaties optreden bij de uitvoering van doorlopende derivatencontracten die zonder tussenkomst van een CCP zijn afgesloten. Deze derivatencontracten worden gedurende de looptijd regelmatig aangepast met het oog op goed risicomanagement, waarbij sprake kan zijn van het verlenen van beleggingsdiensten. Bij een no-deal Brexit beschikken dienstverleners uit het VK niet langer over de benodigde vergunning om deze diensten uit te voeren. Dit kan leiden tot belemmeringen in het risicomanagement van financiële instellingen. Uit het onderzoek blijkt dat enkele grote verzekeraars en banken frequent gebruik maken van deze aanpassingen. Bij kleine en middelgrote banken en pensioenfondsen komen deze aanpassingen minder frequent voor. Verschillende instellingen geven aan voor de uittredingsdatum (29 maart 2019) contracten overgezet te willen hebben naar een tegenpartij in de EU. Belemmeringen in het risicomanagement van financiële instellingen bij een no-deal Brexit kunnen hierdoor worden teruggebracht.
Overige Brexit-risico’s voor de financiële sector
In het onderzoek is ook naar andere mogelijke Brexit-risico’s gekeken. Specifiek voor verzekeraars bestaat het risico dat herverzekeraars in het VK in geval van een no-deal Brexit mogelijk niet langer over de juiste vergunning beschikken om schadeclaims aan verzekeraars in de EU uit te mogen betalen. De bevraagde Nederlandse verzekeraars geven aan voldoende mogelijkheden te zien om dit risico te ondervangen, bijvoorbeeld door doorlopende contracten tijdig te verplaatsen naar herverzekeraars in de EU. Bij een no-deal Brexit kunnen ook belemmeringen ontstaan voor de vrije uitwisseling van persoonsgegevens met partijen in het VK. De meeste financiële instellingen schatten dit risico in als beperkt en maken waar nodig gebruik van de beschikbare ruimte in Europese privacywetgeving om een vrije uitwisseling van persoonsgegevens met partijen buiten de EU mogelijk te maken. Voor enkele individuele instellingen vraagt dit meer aandacht, bijvoorbeeld wanneer zij gebruik maken van datacentra in het VK.
Vervolgstappen
Het onderzoek heeft DNB inzichten opgeleverd in het relatieve belang van de verschillende Brexit-risico’s voor individuele instellingen en sectoren. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in waar de Brexit voorbereidingen van individuele instellingen staan. Zolang de politieke onzekerheid voortduurt, is het van belang dat instellingen zich blijven voorbereiden op een no-deal Brexit. Daarnaast kan ook een meer geleidelijk overgang naar een nieuwe relatie met het VK gepaard gaan met fricties en aanpassingskosten. DNB blijft de komende periode in nauw contact staan met de Europese toezichthouders, de AFM en het ministerie van Financiën over de risico’s van Brexit en de monitoring van de voortgang bij instellingen. Waar nodig geeft DNB in het toezicht opvolging aan de bevindingen bij individuele instellingen en bij de koepelorganisaties die de verschillende financiële sectoren vertegenwoordigen.