Lage inflatie voor de pandemie
In de jaren voor het uitbreken van de Covid-pandemie was de inflatie laag en lag deze onder de inflatiedoelstelling van de ECB van 2%. Gemiddeld bedraagt de consumentenprijsinflatie sinds 2011 1,3% en de kerninflatie 1,1% (dat is inflatie exclusief volatiele componenten energie en voeding). Dat was een flinke uitdaging voor het monetair beleid van de ECB, omdat de beleidsrente op de feitelijke ondergrens lag.
De coronacrisis heeft een aanzienlijke invloed gehad op de inflatie. In de eerste fase daalde de inflatie als gevolg van de lockdownmaatregelen die overheden namen om de pandemie in te dammen. In de tweede fase, die begon in het vierde kwartaal van 2020, liet het eurogebied een sterk herstel zien, wat gepaard ging met een duidelijke stijging van de inflatie.
Sterke stijging van de inflatie
De inflatie in het eurogebied is in de afgelopen maanden sterk gestegen door een combinatie van factoren. Sommige daarvan zijn tijdelijk, zoals de tijdelijke aanpassing van de Duitse btw-tarieven, en de statistische basiseffecten die veroorzaakt zijn door prijsdalingen van een jaar geleden als gevolg van de pandemie. Deze tijdelijke factoren zullen de komende maanden weer wegebben. Andere factoren zijn eveneens van voorbijgaande aard, maar blijken langer aan te houden dan aanvankelijk gedacht, zoals consumenten die uitgestelde aankopen doen, knelpunten in toeleveringsketens en stijgende prijzen voor energie en andere grondstoffen. De inflatievooruitzichten zijn momenteel zeer onzeker. Hoe langer de huidige hoge inflatie aanhoudt, des te groter het risico dat dit hogere niveau verankerd raakt in de inflatieverwachtingen en het gedrag van huishoudens en bedrijven, en op die manier zorgt voor ‘tweederonde-effecten'.