Verliezen op afdekking renterisico door stijging rente
Tegenover de winsten op aandelen en participaties stonden verliezen op beleggingen in schuldpapier (€ 9,4 miljard) en op rentederivaten (€ 2,0 miljard), zie figuur 1. Deze koersdalingen komen voort uit de gestegen rente (over een looptijd tot 10 jaar). Met deze instrumenten beogen pensioenfondsen een deel van het renterisico af te dekken dat zij lopen over hun langlopende verplichtingen aan deelnemers. De actuele waarde van deze verplichtingen is sterk afhankelijk van de nominale rentetermijnstructuur (Box). Wanneer de rente stijgt daalt de actuele waarde van de verplichtingen en omgekeerd.
De posities in schuldpapier en derivaten daalden in waarde terwijl het prijseffect op de pensioenverplichtingen over het eerste kwartaal van 2024 positief was (zij het marginaal: € 0,9 miljard). Met andere woorden, er werden verliezen geleden op de afdekking van het renterisico over de verplichtingen daar waar de verplichtingen zelf vrijwel onveranderd bleven. Dit tegen-intuïtieve verschil wordt veroorzaakt door het ‘draaien’ van de rentetermijnstructuur in het vierde kwartaal van 2024. Over looptijden tot 10 jaar steeg de rente, terwijl deze over langere looptijden juist licht daalde (Figuur 2).
Door dan de curve daalde de - voor het kortere deel van de rentetermijnstructuur gevoelige - waarde van de renteafdekking in de vorm van beleggingen in obligaties en derivatencontracten, terwijl de - voor het langere deel gevoelige – waarde van de verplichtingen juist steeg (zij het marginaal). Idealiter zou de looptijd (duration) van het instrumentarium waarmee het renterisico wordt afgedekt vergelijkbaar zijn met dat van de verplichtingen. Echter, hiervoor ontbreekt het in de markt voor voldoende financiële instrumenten, waardoor pensioenfondsen genoegen moeten nemen met een niet perfecte afdekking.