Toelichting Beleggingscategorie en geografische focus
Op basis van het beleggingsbeleid dient de beleggingsinstelling in één van de volgende categorieën te worden ingedeeld: aandelenfondsen, obligatiefondsen, vastgoedfondsen, gemengde fondsen, hedgefondsen, geldmarktfondsen of overige fondsen.
Als hoofdzakelijk of uitsluitend wordt belegd in aandelen, obligaties of onroerend goed, moet hier respectievelijk aandelenfondsen, obligatiefondsen of vastgoedfondsen worden geselecteerd. Heeft een beleggingsinstelling in het beleggingsbeleid ondergrenzen voor beleggingen in specifieke instrumenten vastgesteld, dan moet hier onder “hoofdzakelijk” worden verstaan "meer dan 50%". Als een beleggingsinstelling bijvoorbeeld meer dan 50% van zijn activa in aandelen belegt, moet hier aandelenfonds worden gerapporteerd. Indien een beleggingsinstelling ondergrenzen heeft gedefinieerd en slechts in twee verschillende soorten instrumenten (bijvoorbeeld aandelen en obligaties) belegt, moet gemengd fonds worden ingevuld indien de ondergrenzen voor de twee instrumenten dicht bij 50% liggen (er hoeft derhalve niet een beleggingsmix van exact 50/50 zijn gedefinieerd).
Wanneer de beleggingsinstelling alleen bovengrenzen voor beleggingen in specifieke instrumenten heeft vastgesteld, moet "hoofdzakelijk" met enige flexibiliteit worden geïnterpreteerd. In het algemeen gelden daarbij de volgende richtlijnen:
- Als uit de vastgestelde bovengrens voor een bepaald instrumenttype blijkt dat deze activacategorie een prominente rol wordt toegekend, moet deze beleggingsinstelling worden ingedeeld in deze activacategorie. Wanneer een beleggingsinstelling bijvoorbeeld in haar beleggingsbeleid heeft aangegeven tot 90% van zijn activa in aandelen te beleggen, moet deze als aandelenfonds worden geclassificeerd.
- Als bovengrenzen van meer dan 50% voor meerdere typen instrumenten zijn vastgesteld zonder een expliciete voorkeur voor één van deze activacategorieën, moet de beleggingsinstelling als gemengd fonds worden ingedeeld. Bijvoorbeeld, wanneer in de beleggingsstrategie is bepaald dat tot 60% van de activa wordt belegd in aandelen en tot 80% in obligaties, dient hier gemengd fonds te worden gekozen.
- Als bovengrenzen van meer dan 50% voor meerdere typen instrumenten zijn vastgesteld terwijl bovendien wordt vermeld wat het primaire doel onder normale marktomstandigheden is, moet de beleggingsinstelling worden geclassificeerd overeenkomstig dit primaire doel. Voorbeeld: in het beleggingsbeleid is bepaald dat tot 90% van activa wordt belegd in aandelen en tot 70% in obligaties. Bovendien is specifiek vermeld dat onder normale marktomstandigheden het primaire doel is om een aandelengeoriënteerde portefeuille aan te houden. In dit voorbeeld moet voor de beleggingsinstelling aandelenfonds worden geselecteerd.
Indien de beleggingsinstelling is geclassificeerd als aandelenfonds, moet deze nog nader ingedeeld naar regionaal zwaartepunt van de beleggingen. De keuze bestaat uit negen regio’s: Nederland, European Economic Area (EEA), Europa (inclusief anders dan EEA), Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Afrika, Azië / Pacific, Midden Oosten en wereldwijd.
Indien de beleggingsinstelling een vastgoedfonds betreft, moet deze hier nog getypeerd als een direct dan wel indirect vastgoedfonds. Het onderscheid bestaat er uit dat directe vastgoedfondsen zelf vastgoed aanhouden (zij beleggen “in stenen”), terwijl indirecte vastgoedfondsen participaties aanhouden in andere vastgoedfondsen.
Onder hedgefondsen worden in het kader van deze rapportage beleggingsinstellingen
verstaan met de volgende karakteristieken:
- positieve absolute rendementen: gericht op het behalen van positieve absolute
rendementen (in tegenstelling tot een relatieve doelstelling, zoals het verslaan van
een specifieke index/benchmark); - relatief onbeperkte beleggingsstrategieën: kent weinig restricties ten aanzien van
het type financiële instrumenten waarin belegd kan worden of ten aanzien van
beleggingsstrategieën; kan een grote verscheidenheid aan beleggingstechnieken
hanteren, waaronder gebruikmaking van hefboom (leverage), derivaten, ‘long’ en
‘short’ posities in effecten of andere activa; heeft flexibelere regels met betrekking
tot risicodiversificatie; - performance ‘fees’: in het algemeen ontvangen managers een beloning die gekoppeld is aan de performance bovenop de traditionele managementvergoeding.
Voor geldmarktfondsen gelden specifieke voorwaarden. Beleggingsinstellingen moeten als geldmarktfondsen worden bestempeld indien zij:
- meer dan 85% in geldmarktinstrumenten (zoals kortlopende deposito's) of in
verhandelbaar schuldpapier met een looptijd korter dan een jaar beleggen; en/of - een rendement nastreven dat in de buurt ligt van de geldmarktrente, en
- de liquiditeitskenmerken van de participaties sterk overeenkomen met die van
deposito's. Op grond van bovenstaande definitie moeten bijvoorbeeld click
/garantiefondsen die 85% of meer beleggen in kortlopende deposito’s als geldmarktfonds worden aangemerkt.
Als een beleggingsinstelling op grond van bovengenoemde voorschriften niet in aandelenfondsen, obligatiefondsen, vastgoedfondsen, gemengde fondsen, hedgefondsen of geldmarktfondsen kan worden ingedeeld, dient deze als overig fonds te worden gerapporteerd.
Fund-of-funds (beleggingsinstellingen die beleggen in participaties van andere beleggingsinstellingen) moeten worden ingedeeld in de fondscategorie waarin zij hoofdzakelijk beleggen. Voor deze classificatie gelden dezelfde bovenstaande richtlijnen als voor directe beleggingen in instrumenten.