Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Themaonderzoek risicomarge: twee aandachtspunten voor verzekeraars

Nieuwsbericht toezicht

In 2023 heeft DNB een themaonderzoek uitgevoerd naar de risicomarge. Hiermee wilden we nagaan hoe verzekeraars de risicomarge berekenen en omgaan met volatiliteit. Uit het onderzoek komen twee aandachtspunten naar voren, waar we in dit artikel dieper op ingaan.  

Gepubliceerd: 23 mei 2024

Render van ongeluk tussen twee auto’s.

Ten eerste is bij sommige verzekeraars de onderbouwing van de gebruikte methode voor de berekening van de risicomarge te beperkt. Waar verschillen in de risicomarge worden veroorzaakt door verschillen in modelkeuzes en niet door verschillen in het risicoprofiel, draagt dit bij aan een ongelijk speelveld.

Ten tweede speelt bij een aantal verzekeraars de gevoeligheid van de risicomarge voor nadelige scenario’s (zoals voor het renterisico) een te kleine rol in het risicobeheer. Als deze scenario’s daadwerkelijk optreden kan dit tot onverwachte verliezen leiden, waarvoor geen kapitaal is gereserveerd.  

Tegelijkertijd zagen we dat veel verzekeraars de berekening van de risicomarge op een goede manier hebben ingebed in het modellandschap. Daarnaast maken veel verzekeraars voor meerdere onderdelen van de risicomarge vergelijkbare en begrijpelijke keuzes. 

Aanleiding voor het onderzoek 

De risicomarge is nodig om ervoor te zorgen dat verzekeringsverplichtingen te allen tijde overdraagbaar zijn in een marktconforme transactie. Daarmee is dit een belangrijk onderdeel van de Technische Voorzieningen (Solvency II Richtlijn Artikel 77). Verzekeraars hebben relatief veel vrijheid bij het modelleren van de risicomarge. Uit de praktijk blijkt daarnaast dat de risicomarge volatiel kan zijn, bijvoorbeeld als gevolg van veranderende rente.  

Het doel van het thema-onderzoek was dan ook om ons verder te verdiepen in hoe verzekeraars de risicomarge berekenen en hoe zij met die volatiliteit omgaan. Daarnaast hebben we gekeken naar hoe verzekeraars de interne governance hebben ingericht voor het bepalen, valideren en gebruiken van de risicomarge. 

Berekening van de risicomarge 

Onder Solvency II moeten verzekeraars de “cost-of-capital”-methode gebruiken om de risicomarge vast te stellen (Gedelegeerde Verordening Artikel 37). Met deze methode wordt de risicomarge bepaald als de contante waarde van de kapitaalkosten voor het aanhouden van een SCR1 totdat alle lopende verzekeringsverplichtingen zijn afgewikkeld. In lijn met marktwaarde-principes moet een verzekeraar er daarbij vanuit gaan dat een derde partij de verplichtingen overneemt. De uitgangspunten voor deze derde partij (“de referentie-onderneming”) zijn in de Solvency II-regelgeving vastgelegd (Gedelegeerde Verordening Artikel 38). Hierin staat onder meer dat deze partij vermijdbaar marktrisico minimaliseert. De kapitaalskosten zijn in de regelgeving vastgesteld op 6%. 

De methode vergt dat een verzekeraar een projectie maakt van de ontwikkeling van de SCR voor het volledige restant van de looptijd van de verplichtingen. Een verzekeraar mag voor de berekening van de risicomarge een benadering gebruiken. De toegestane benaderingen zijn gespecificeerd in de EIOPA Richtsnoeren voor de Waardering van de Technische Voorzieningen (Richtsnoer 61 en 62). De meest gebruikte benadering is om de individuele componenten van de SCR te projecteren met behulp van zogenoemde drivers. Dit zijn variabelen die de werkelijke uitloop van de SCR zo goed mogelijk benaderen, maar waarmee de projectie sterk vereenvoudigd wordt. 

Aandachtspunten voor de berekening van de risicomarge   

Het risicomarge-model is bij de meeste (grotere) verzekeraars ingebed in het modellandschap en in scope van modelvalidatie. De Actuarieel Functiehouder evalueert bij deze verzekeraars de risicomarge jaarlijks als onderdeel van de beoordeling van de Technische Voorzieningen. 

De methode en uitkomst van de berekening van de risicomarge hangt sterk af van de keuze van de drivers. Zo kan het gebruik van een driver die de ontwikkeling van de SCR niet goed weerspiegelt impact hebben op de hoogte van de in de voorzieningen aangehouden risicomarge. Sommige verzekeraars ondervangen dit door op periodieke basis een vergelijking te maken met een volledige projectie van de SCR. Uit ons onderzoek bleek dat niet alle verzekeraars dit doen.   

Voor de projectie is het nodig om vast te stellen hoe de SCR van de referentie-onderneming wordt samengesteld. Dit gebeurt bijvoorbeeld door te bepalen welke marktrisico’s te minimaliseren zijn en daardoor buiten beschouwing blijven (Gedelegeerde Verordening Artikel 38). Niet alle verzekeraars onderbouwen dit in voldoende mate. We hebben bijvoorbeeld niet geobserveerd dat een verzekeraar als validatiemethode expliciet de SII-balans van de referentie-onderneming en daaruit het risicoprofiel en de bijbehorende blootstellingen afleidt. 

Voor de berekening van de SCR volgens de Standaard Formule hoeft de impact van de standaard-formule scenario’s op de risicomarge niet te worden meegenomen (Gedelegeerde Verordening Artikel 83). Er zijn echter meerdere risicofactoren die wel degelijk een impact kunnen hebben op de risicomarge, en daarmee op het eigen vermogen van een verzekeraar. Denk hierbij bijvoorbeeld aan veranderingen in de rentetermijnstructuur of de inflatie of aan het wegvallen van een herverzekeringscontract. Uit ons onderzoek bleek dat een aantal verzekeraars in hun algehele risicobeheer, waaronder de ORSA2, onvoldoende rekening houdt met de impact op de risicomarge van dergelijke scenario’s. 

Solvency II review   

In 2020 heeft EIOPA een technisch advies uitgebracht over een herziening van het Solvency II-raamwerk. Eind 2023 hebben het Europees Parlement en de Raad van de EU een inhoudelijk akkoord bereikt over aanpassing van de Richtlijn. Momenteel wordt gewerkt aan aanpassing van de Gedelegeerde Verordening, uitvoeringsverordeningen, regulerende technische standaarden en EIOPA Richtsnoeren. Het is de verwachting dat de nieuwe regelgeving in 2026 in werking treedt. 

De risicomarge is één van de onderwerpen waar wijzigingen worden voorzien, op twee specifieke aspecten: 

  • De Kapitaalkostenvoet (Cost of capital rate) is in de aangepaste Richtlijn vastgesteld op 4,75%, wat een daling betekent ten opzichte van het huidige niveau van 6%.
  • De projectie van de Kapitaalsvereiste (SCR) van de referentie-onderneming wordt aangepast door rekening te houden met tijdsafhankelijkheid van risico’s (‘diversificatie over tijd’). De specificatie van deze aanpassing volgt in de Gedelegeerde Verordening.

Vervolg 

De uit het themaonderzoek verkregen inzichten gebruikt DNB voor de verdere ontwikkeling en verdieping van haar toezicht. DNB blijft in toekomstige onderzoeken alert op de beschreven aandachtspunten en waar nodig toetsen we op de praktische toepassing hiervan.  

Ontdek gerelateerde artikelen