BOBI’s dienen ter bepaling van hun solvabiliteitseis, zoals bedoeld in artikel 3:57 van de Wft, het VKV te berekenen. DNB constateert dat zowel in de berekening van de totale kosten als het bepalen van eventuele aftrekposten, en de hoogte daarvan, veel fouten worden gemaakt door onder toezicht staande instellingen. Om die reden heeft DNB besloten om een extra toelichting op deze elementen te communiceren. De onder toezicht staande instellingen zijn hier per brief over geïnformeerd (en zie ook voor meer informatie de rapportagehandleidingen voor klasse 2- en klasse 3-instellingen).
Voor veel van de onder toezicht staande instellingen geldt dat het VKV de leidende solvabiliteitseis is. Een foutieve berekening kan daarom tot gevolg hebben dat het kapitaalvereiste onjuist wordt gerapporteerd en in dat geval wordt er mogelijk onvoldoende kapitaal aangehouden door de instelling. Daarnaast beschikt zij mogelijk niet over het juiste inzicht in de daadwerkelijke prudentiële situatie, waardoor problemen niet tijdig worden gesignaleerd, voorkomen en opgelost. Ten slotte wordt in de meeste gevallen de liquiditeitseis berekend op basis van het VKV. Deze berekening – en dus het wettelijk minimaal aan te houden bedrag aan liquide middelen – kan daarmee ook onjuist zijn.
In 2025 zal DNB onder meer onderzoeken doen naar de vaststelling en rapportage van het VKV door instellingen. DNB verwacht van onder toezicht staande instellingen dat zij doorlopend inzicht hebben in de naleving van de op haar van toepassing zijnde prudentiële eisen. Mede aan de hand van de door DNB additioneel verstrekte informatie, roept DNB instellingen in dat kader op om de berekening en rapportage van het VKV te analyseren en waar nodig aan te scherpen.
DNB heeft de genoemde brief op meerdere manieren aan de BOBI's verstuurd. Mocht u onverhoopt vóór 1 januari 2025 geen communicatie van DNB hebben ontvangen over dit onderwerp kunt u contact opnemen via natin-bobi@dnb.nl. Hier kunt u ook terecht indien u naar aanleiding van dit bericht nog vragen heeft.