Samenvatting
Door het aantrekken van de binnenlandse bestedingen komt de Nederlandse economie in 2015
op stoom met een geraamde bbp-groei van 2%, de hoogste groei sinds 2008. In 2016 en 2017
bedraagt de economische groei gemiddeld 2% per jaar. Het contrast tussen de vooruitzichten
voor 2015-2017 en de ontwikkelingen in de afgelopen zes jaar is groot. Diverse binnenlandse
factoren die de groei tot nu toe belemmerden, zijn inmiddels in betekenis afgenomen dan
wel omgeslagen in een groeibevorderende factor. Zo is het sentiment van consumenten
en producenten sterk verbeterd, is de woningmarkt het dal gepasseerd, vergt het op orde
brengen van de overheidsfinanciën minder offers, loopt de werkloosheid terug in plaats
van op en neemt het reëel beschikbaar inkomen toe in plaats van af. Daarnaast wordt het
groeiherstel ondersteund door een verbetering van de internationale omgeving, zoals het
aantrekken van de groei van de relevante wereldhandel en de lagere olieprijs. Bovendien is de
prijsconcurrentiepositie van exporteurs verbeterd door de depreciatie van de euro.
Voorzien wordt dat voor het eerst sinds het uitbreken van de kredietcrisis het bbp meerdere
jaren achtereen harder groeit dan het potentiële groeitempo. Hierdoor neemt de output gap
gestaag af, hoewel deze in het laatste ramingsjaar nog niet is gesloten. De geraamde inflatie
loopt geleidelijk op, van 0,2% in 2015 tot 1,2% in 2016 en 1,4% in 2017. Dit komt onder andere
door de kleiner wordende output gap en de hogere invoerprijzen. De werkloosheid daalt
in een traag tempo, zodat de arbeidsmarkt voorlopig ruim blijft. Mede hierdoor blijven de
contractlonen zich in de ramingsperiode gematigd ontwikkelen, met een groei van gemiddeld
1,6% per jaar.
Een alternatief scenario analyseert de gevolgen voor de Nederlandse economie van een
sterkere divergentie tussen de Amerikaanse en Europese rentes. De consequenties van de
zogenoemde lift-off van de Amerikaanse beleidsrente zijn beperkt, doordat de positieve en
negatieve economische effecten elkaar grotendeels compenseren. Zo wordt de invloed van een
afnemende wereldhandel gemitigeerd door het prijsconcurrentievoordeel als gevolg van een
lagere effectieve eurokoers.