Antwoord:
De wijze van onttrekking aan het weerstandsvermogen bij vertrek van een collectiviteit wordt vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst1 en voldoet aan de volgende voorwaarden:
- De onttrekking leidt er niet toe dat het weerstandsvermogen beneden de minimumgrens daalt;
- De ene collectiviteit wordt niet bevoordeeld of benadeeld ten opzichte van een andere; en
- Uit de administratie van het algemeen pensioenfonds blijkt duidelijk, transparant en ondubbelzinnig wat de bijdrage van elke collectiviteit en/of collectiviteitskring in het weerstandsvermogen is geweest. Deze bijdragen moeten doorlopend worden vastgelegd.
Toelichting
Als een collectiviteit het APF verlaat, daalt het wettelijk verplichte weerstandsvermogen proportioneel aan de vermindering in het beheerde pensioenvermogen2. Het APF pensioenfonds en de werkgever dienen al in de uitvoeringsovereenkomst te zijn overeengekomen hoe er bij vertrek met het ingebrachte weerstandsvermogen moet worden omgegaan. Dit is onderdeel van de beschrijving van de voorwaarden die gelden bij beëindiging van een uitvoeringsovereenkomst.
Wanneer een collectiviteit het APF wenst te verlaten, ontstaat de situatie dat de onderbrengende werkgever zijn pensioenovereenkomst moet onderbrengen bij een andere pensioenuitvoerder. Het kan bij het betrokken APF gaan om een gehele collectiviteitskring (single cliënt collectiviteitskring) of om deel van een kring (in geval van een multi-cliënt kring).
Vertrek van een collectiviteit is tot slot ook aan de orde wanneer het APF ophoudt te bestaan. Na eventueel noodzakelijke voldoening van schuldeisers vanuit het weerstandsvermogen wordt het overschot met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst(en) verdeeld. Mocht daarna nog een positief saldo resteren, dan wordt dat in overeenstemming met de statutaire bepalingen ten aanzien van de bestemming van het overschot vereffend (conform de relevante bepalingen in boek 2 Burgerlijk Wetboek).
1 Artikel 25, lid 1 Pensioenwet
2 Voor zover het weerstandsvermogen niet groter is dan € 20 miljoen of kleiner dan € 500.000.