Antwoord:
Ja, De Nederlandsche Bank (DNB) heeft op grond van artikel 138, lid 3 Pensioenwet de bevoegdheid om te bepalen dat een pensioenfonds voor de hersteltermijn een kortere termijn moet hanteren dan de maximale tien jaar.
DNB kan van deze bevoegdheid gebruik maken in verband met de specifieke situatie van het pensioenfonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een sterk vergrijsd pensioenfonds, maar ook andere, fondsspecifieke omstandigheden kunnen DNB daartoe aanleiding geven.
DNB betrekt bij de beoordeling de onderbouwing die het pensioenfonds geeft op grond van artikel 16, lid 3 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit ftk). Het pensioenfonds moet onderbouwen of de gekozen hersteltermijn in het belang is van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. Het pensioenfonds moet deze onderbouwing voor de gekozen hersteltermijn jaarlijks geven bij de indiening van het herstelplan, ongeacht of het pensioenfonds kiest voor een de maximale termijn van tien jaar dan wel een kortere termijn.