Antwoord:
Een pensioenfonds moet op grond van artikel 138, lid 2 Pensioenwet (Pw) een concreet en haalbaar herstelplan opstellen waarin het uitwerkt hoe het in maximaal 10 jaar op basis van de beleidsdekkingsgraad weer beschikt over het strategisch vereist eigen vermogen. De begindatum van een herstelplan is het einde van het kwartaal waarin het tekort is ontstaan. De Nederlandsche Bank (DNB) moet instemmen met het herstelplan.
Indien een pensioenfonds een jaar nadat het tekort per einde van een kalenderkwartaal is ontstaan nog steeds in tekort is, moet het herstelplan op grond van artikel 139 Pw worden geactualiseerd en dient het pensioenfonds binnen drie maanden een concreet en haalbaar geactualiseerd herstelplan in.
Pensioenfondsen die in tekort zijn geraakt per einde eerste, tweede of derde kalenderkwartaal, hebben de mogelijkheid om de actualisatie te vervroegen en voortaan een actualisatie uit te voeren naar de stand van de beleidsdekkingsgraad per het einde van het kalenderjaar (artikel 138, lid 7 Pw).
Concreet en haalbaar herstelplan
In een concreet en haalbaar herstelplan wordt door een pensioenfonds, rekening houdend met het te verwachten overrendement en de te verwachten ontwikkelingen, een realistisch beeld geschetst van de ontwikkeling van de vermogenspositie en de beleidsdekkingsgraad. Een pensioenfonds neemt in het herstelplan de sturingsmiddelen op die het feitelijk tot zijn beschikking heeft zoals premieverhoging, afzien van toeslag verlenen of het ontvangen van een bijstorting van de werkgever. Alle voorzienbare aspecten in het herstelplan moeten worden meegenomen, waaronder bijvoorbeeld de invloed van omzetting van VPL en/of DC-kapitalen in pensioenrechten.
Aanvullende (extra) maatregelen zoals een aanvullende premieverhoging, aanpassing van de pensioenregeling, het omzetten van een achtergestelde lening in een bijstorting of een extra bijstorting mogen alleen in het herstelplan worden opgenomen indien deze aanvullende maatregelen definitief zijn en contractueel vastgelegd. Maatregelen die op het moment dat het pensioenfonds het herstelplan of de actualisatie daarvan bij DNB indient nog niet definitief zijn – en die daarmee nog onvoldoende concreet en haalbaar zijn – kan het pensioenfonds op dat moment niet meenemen in het (geactualiseerde) herstelplan.
Te hanteren hersteltermijn
Een herstelplan gaat uit van een hersteltermijn van maximaal tien jaar. Een pensioenfonds mag ook kiezen voor een kortere hersteltermijn. De gekozen hersteltermijn wordt in alle gevallen, op grond van artikel 16, lid 3 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, door het pensioenfonds onderbouwd vanuit het belang van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. DNB heeft op grond van artikel 138, lid 3 Pw de bevoegdheid om, in verband met de specifieke situatie van een pensioenfonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, te bepalen dat het pensioenfonds een kortere hersteltermijn moet hanteren dan 10 jaar. Zie hiervoor de Q&A Bevoegdheid DNB tot verkorten maximale hersteltermijn van 10 jaar.
Eenmalige verhoging risicoprofiel
Indien een pensioenfonds voornemens is gebruik te maken van de eenmalige mogelijkheid het risicoprofiel te vergroten, mag hier in het herstelplan alleen rekening mee worden gehouden indien het bestuur al tot de vergroting van het risicoprofiel heeft besloten en het nieuwe beleggingsbeleid in de actuariële en bedrijfstechnische nota en/of het beleggingsplan is vastgelegd. In dit geval of in het geval dat het pensioenfonds reeds eerder heeft besloten tot een eenmalige vergroting van het risicoprofiel zal het pensioenfonds in het herstelplan moeten uitgaan van het bijbehorende hogere vereist eigen vermogen. DNB heeft in de Q&A eenmalige mogelijkheid voor vergroting risicoprofiel in een tekortsituatie, aangegeven aan welke eisen dit bestuursbesluit tot verhoging van het risicoprofiel dient te voldoen.
Rentetermijnstructuur en UFR
Uitgangspunt in het herstelplan is de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. In het herstelplan worden vervolgens de forwards afgeleid uit deze rentetermijnstructuur. Het effect van de voortschrijdende middeling over 120 maanden die onderdeel is van de UFR-methodiek wordt hierbij genegeerd. Zie voor nadere informatie hierover de Q&A UFR en herstelplannen.
De veronderstelde ontwikkeling van het deelnemersbestand
De veronderstelde ontwikkeling van het deelnemersbestand bij de deterministische doorrekening van een herstelplan moet in lijn te zijn met die bij de (stochastische) haalbaarheidstoets.
Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Indien alle beschikbare sturingsmiddelen maximaal ingezet zijn en het pensioenfonds desondanks naar verwachting niet binnen de gekozen herstelperiode over het strategisch vereist eigen vermogen beschikt, moet het sturingsmiddel van het korten van pensioenaanspraken en -rechten worden ingezet. Meer informatie over korten vindt u op de hoofdstukpagina herstelplannen op Open Boek Toezicht.
Tijdsevenredig herstel
Het herstelplan vertoont op grond van artikel 138, lid 5 Pw, in beginsel een tijdsevenredig herstel. Dat houdt in dat maatregelen in beginsel tijdsevenredig worden ingezet. Wel is toegestaan dat herstel meer dan tijdsevenredig is. Dat betekent dat het herstel in het begin van de herstelperiode groter mag zijn dan op het einde. Andersom is niet toegestaan. Indien een pensioenfonds bijvoorbeeld genoodzaakt is over te gaan tot kortingen van pensioenaanspraken en –rechten, moet de korting in beginsel tijdsevenredig over de looptijd van het herstelplan worden doorgevoerd. Wel mag de totale korting zo over de looptijd verdeeld worden, dat de korting in het begin van de looptijd hoger is dan op het einde van de looptijd. Andersom mag niet.
Mogelijkheid voor gedeeltelijk verzekerde pensioenfondsen en pensioenfondsen die zowel een uitkeringsovereenkomst als een premieovereenkomst uitvoeren om een afwijkend herstelplan in te dienen.
Pensioenfondsen berekenen de (beleids)dekkingsgraad en vereist eigen vermogen aan de hand van het totale fondsvermogen en de totale technische voorzieningen van het pensioenfonds met inbegrip van de pensioenverplichtingen die zijn herverzekerd of betrekking hebben op een premieovereenkomst. Gedeeltelijk verzekerde pensioenfondsen en pensioenfondsen die, naast een uitkeringsovereenkomst, ook een premieovereenkomst uitvoeren mogen een herstelplan indienen dat uitsluitend betrekking heeft op de uitkeringsovereenkomst die het uitvoert. Dit is slechts toegestaan indien een eventuele voor herstel benodigde korting uitsluitend wordt toegepast op de pensioenaanspraken uit hoofde van de uitkeringsovereenkomst. De dekkingsgraden, beleidsdekkingsgraden en vereist eigen vermogen zoals gerapporteerd sluit in dat geval niet aan bij de definities zoals gegeven in de staat K101 en staat J501. Daarom zijn extra toelichtingen door het pensioenfonds in het herstelplan (staat K501) vereist.
Een pensioenfonds die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, bevestigt in de toelichting op deze staat dat een eventueel voor herstel benodigde korting uitsluitend wordt toegepast op de pensioenaanspraken uit hoofde van de uitkeringsovereenkomst.