Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Ingroeipad bij parameters pensioenfondsen: groeivoeten prijs- en loonindex

Q&A

Vraag:

Welke minimale verwachtingswaarden voor de prijs- en looninflatie als bedoeld in het tweede lid van artikel 23a Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) dienen pensioenfondsen te gebruiken voor het ‘ingroeipad’?

Gepubliceerd: 01 januari 2023

Laatste update: 06 oktober 2023

Bekijk eerdere versies in het archief

De regelgeving in artikel 23a Besluit FTK voor het ingroeipad voor de prijs- en looninflatie is met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. Met het ‘ingroeipad’ wordt hierbij gedoeld op de vaststelling van de minimale verwachtingswaarden voor de prijs- en looninflatie in de eerste (prognose)jaren bij toepassing van de regels zoals opgesomd in de aanhef van artikel 23a Besluit, lid 1 Besluit FTK. Vanaf 1 juli 2023 wordt bij toepassing van het ingroeipad voor de vaststelling van de minimale verwachtingswaarden aangesloten bij de meest recente ramingen van het Centraal Planbureau (Cpb) voor de hele looptijd van die ramingen.

Vanaf 1 juli 2023 maakt De Nederlandsche Bank (DNB) niet langer de groeivoeten (of verwachtingswaarden) bekend. In deze Q&A geeft DNB de benodigde informatie waarmee een pensioenfonds zelf op uniforme wijze het ingroeipad vaststelt, op basis van de meest recente ramingen van het Cpb. Dat en meer kunt u hierna lezen.

Toelichting

Artikel 23a, lid 1 Besluit FTK bepaalt dat pensioenfondsen de minimale verwachtingswaarden voor de prijs- en looninflatie moeten hanteren bij berekeningen bij de uitvoering van een pensioenregeling. Dit is bijvoorbeeld relevant bij het opstellen van een herstelplan of van een overbruggingsplan.

De minimale verwachtingswaarden voor de prijs- en looninflatie bedragen volgens artikel 23a, lid 1, onderdeel a Besluit FTK 2% respectievelijk 2,4% per jaar. Maar een pensioenfonds dient op grond van artikel 23a, lid 2 Besluit FTK voor de korte termijn een ingroeipad te hanteren dat aansluit bij de meest recente ramingen van het Cpb.

Het ingroeipad bestaat uit de meest recente jaarramingen van het Cpb en gaat daarna over op de minimale verwachtingswaarden voor de groeivoeten voor de langere termijn (2% groeivoet van het prijsindexcijfer en 2,4% groeivoet van het loonindexcijfer). Bij de prijsinflatie gaat het om de nationale consumentenprijsindex die door het Cpb wordt gebruikt bij de koopkrachtberekeningen. Bij de looninflatie gaat het om de Cpb ramingen voor het cao-loon voor de marktsector.

Ingroeipad per 17 augustus 2023

Het ingroeipad wordt telkens gebaseerd op de meest recente vastgestelde ramingen van het Cpb. Na publicatie van het CEP in maart 2023 zijn de ramingen, voor een deel van kalenderjaren van de eerdere raming per maart 2023 geactualiseerd. Het geactualiseerde ingroeipad, gebaseerd op de Augustusraming 2023 (cMEV 2024), die op 17 augustus 2023 is gepubliceerd, is als volgt:

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.

 

Jaar

Prijsinflatie

Looninflatie

2023

3,9%

5,9%

2024

3,8%

5,4%

2025

2,6%

4,7%

2026

2,5%

4,5%

2027

2,4%

3,8%

2028

2,1%

3,5%

2029-2031

2,2%

3,3%

 

Voor het jaar 2032 en verder wordt een minimale verwachtingswaarde voor de prijsinflatie van 2,0% en een minimale verwachtingswaarde voor de looninflatie van 2,4% per jaar gehanteerd conform artikel 23a, lid 1, onderdeel a Besluit FTK.

De aangepaste percentages ten opzichte van het ingroeipad per 1 juli 2023 (zie in de bijlage hieronder, gebaseerd op de maart 2023 ramingen) zijn op soortgelijke wijze afgeleid uit de Verzamelde bijlagen met lange reeksen tot en met 2028 (MLT), dat als bijlage bij de Augustusraming 2023 (cMEV 2024) was gevoegd. In deze Augustusraming is ook een specifieke raming voor het jaar 2028 opgenomen, maar geen nieuwe raming voor de jaren 2029, 2030 en 2031. Voor die jaren is de raming uit maart 2023 voor die kalenderjaren nog steeds de meest recent door het Cpb vastgestelde raming.

De Macro Economische Verkenning (MEV) die het Cpb op 19 september 2023 heeft gepubliceerd, heeft niet geleid tot een wijziging in de ramingen.

Lengte ingroeipad

Dit ingroeipad wijzigt vervolgens weer op het moment dat het Centraal Planbureau nieuwe ramingen publiceert. Mocht de eerstvolgende nieuwe raming pas in 2024 plaatsvinden – bijvoorbeeld de CEP-raming in maart 2024 – dan is er vanaf 1 januari 2024 tot die raming in maart nog geen raming beschikbaar voor 2032. Het ingroeipad loopt dan vanaf 2024 tot en met 2031 en sluit aan bij de meest recente door het Cpb vastgestelde ramingen voor die kalenderjaren. Vanaf de publicatie van de CEP-raming in maart in dit voorbeeld, zou dan sprake zijn van een ingroeipad vanaf 2024 tot en met 2032. De lengte van het ingroeipad is dus afhankelijk van de kalenderjaren waarvoor een raming door het Cpb is gepubliceerd.

Een pensioenfonds moet zorgen dat bij toepassing van de verwachtingswaarden voor de prijs- en looninflatie een actueel ingroeipad wordt gebruikt gebaseerd op de meest recente ramingen van het Centraal Planbureau of bijstellingen daarvan. DNB zal geen nieuw ingroeipad meer publiceren.

Bijlage - Eerder gepubliceerd ingroeipad per 1 juli 2023

Hieronder wordt het ingroeipad gegeven per 1 juli 2023, gebaseerd op de toenmalige meest recente ramingen van het Cpb. In dit geval gaat het om het Centraal Economisch Plan 2023 (CEP), Centraal Planbureau, maart 2023 (waaronder tevens ‘Verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m 2027 (MLT)’). Het ingroeipad voor de prijs- en looninflatie per 1 juli 2023 ziet er als volgt uit:

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.

 

Jaar

Prijsinflatie

Looninflatie

2023

3,0%

5,2%

2024

3,1%

4,8%

2025

2,5%

4,7%

2026

2,4%

4,5%

2027

2,3%

3,8%

2028-2031

2,2%

3,3%

 

De prijsinflatie 2023 – 2027 is afgeleid uit “verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m 2027 (MLT)” en dan tabblad “Bijlage_01_CEP23” en dan de rij “inflatie, nationale consumentenprijsindex (cpi)”. De prijsinflatie voor de jaren 2028 – 2031 is afgeleid uit tabel 2.1 van het Centraal Economisch Plan 2023 en dan de regel “Inflatie, nationale consumentenprijsindex (cpi)”. Vanaf 2032 betreft het dan de langere termijn waarde voor de prijsinflatie; de vastgestelde parameter uit artikel 23a, lid 1 Besluit FTK.

De looninflatie 2023 – 2027 is afgeleid uit “verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m 2027” en dan tabblad “Bijlage_02_CEP23” en dan de rij “Cao-loon marktsector”. De prijsinflatie voor de jaren 2028 – 2031 is afgeleid uit tabel 2.2 van het Centraal Economisch Plan 2023 en dan de regel “Cao-loon marktsector”. Vanaf 2032 betreft het dan de langere termijn waarde voor de looninflatie; de vastgestelde parameter uit artikel 23a, lid 1 Besluit FTK.

DISCLAIMER

Q&A’s bieden nader inzicht in de beleidspraktijk van DNB doordat we daarin wettelijke toezichtregels interpreteren. Onder toezicht staande instellingen kunnen ook op andere wijze aan de wet- of regelgeving voldoen. Instellingen moeten daarbij wel gemotiveerd aan DNB kunnen aantonen dat zij met hun invulling voldoen aan de wet- of regelgeving. Voor een nadere toelichting op de status van de beleidsuitingen van DNB zie de Leeswijzer beleidsuitingen DNB op Open Boek Toezicht.

Ontdek gerelateerde artikelen