Uitruil partnerpensioen
Bij een pensioenregeling waarin naast ouderdomspensioen ook partnerpensioen opgebouwd wordt, bestaat het recht op uitruil. Dit betekent dat de deelnemer uiterlijk op de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen kan omzetten. Hierbij heeft hij de keuze uit:
- een hoger ouderdomspensioen
- ouderdomspensioen dat eerder ingaat
- een combinatie van deze beide mogelijkheden
Wel geldt dat alleen recht bestaat op uitruil van na 2001 opgebouwd partnerpensioen.
De uitruil geschiedt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Dat betekent dat voor mannen en vrouwen gelijke uitruilfactoren gelden. Het fonds kan deze vaststellen niet slechts op basis van feitelijke percentages mannelijke en vrouwelijke deelnemers, maar ook op basis van een verwacht uitruilpatroon. Het fonds kan de factoren ook weer aanpassen. Voor de uitruil is wel de toestemming van de partner vereist.
Uitruil ouderdomspensioen
Bij ontslag of pensionering heeft een deelnemer het recht opgebouwd ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen. Maximaal mag het partnerpensioen 70 procent bedragen van het ouderdomspensioen dat na de omzetting overblijft. Indien de deelnemer alleen ouderdomspensioen heeft opgebouwd, gaat het fonds over tot uitruil als de deelnemer geen keuze kenbaar maakt en een partner heeft. Dit recht op uitruil geldt in ieder geval voor ouderdomspensioen dat opgebouwd is na de invoering van de Pensioenwet. Uitruil geschiedt ook hier weer op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid.
Andere vormen van uitruil
Deze vormen van uitruil moeten wel in de pensioenovereenkomst opgenomen zijn om van toepassing te zijn. Het betreft hier dus geen wettelijk recht op uitruil. Welke vormen zijn mogelijk? Dat zijn:
- een ander soort pensioen dan ouderdoms- of partnerpensioen
- uitstel of vervroeging van het ouderdomspensioen
- variatie in de hoogte van de uitkering van ouderdomspensioen
- andere keuzes
Ook hier geldt dat deze vormen van uitruil mogelijk zijn op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid. Als de uitruil inhoudt dat het partnerpensioen lager wordt, moet deze partner hiermee instemmen.
Voor salarisdienstjarensystemen gelden deze regels voor de opgebouwde rechten na 2001, voor beschikbare premieregelingen gelden ze voor stortingen na 2004.
Bij variatie in de hoogte van pensioenuitkeringen geldt dat de laagste uitkering niet minder mag bedragen dan 75 procent van de hoogste.
Voor beroepspensioenfondsen zijn in de artikelen 73 tot en met 75 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) soortgelijke bepalingen opgenomen.