Hoge integriteitsrisico’s verbonden aan trustdienstverlening
Vanwege de hogere integriteitsrisico’s die verbonden zijn aan de veelal internationale dienstverlening door trustkantoren heeft de Nederlandse wetgever destijds gekozen voor specifieke wetgeving voor trustkantoren. Aanvankelijk door middel van de Wtt en sinds 2019 via de Wtt 2018. De Wtt 2018 is daarmee een lex specialis (een bijzondere wetgeving die voorrang krijgt op algemene wetgeving) van de Wwft.
De Wtt 2018 -en de bijbehorende lagere regelgeving- is van toepassing op het verlenen van trustdiensten en de aanbieders hiervan. In een aantal gevallen, zoals ten aanzien van het melden van ongebruikelijke transacties, zijn voorschriften uit de Wwft van toepassing (te weten: artikel 16 Wwft). Uit de Wtt 2018 en de toelichting daarop blijkt dat het onderzoek naar transacties in de context van de vereisten uit de Wtt 2018 moet worden gezien, namelijk in samenhang met de verplichting tot voortdurende controle op de zakelijke relatie en de verrichte transacties evenals het vaststellen van de herkomst en bestemming van de middelen van de doelvennootschap (artikel 27 lid 2 sub j en k Wtt 2018).
Specifieke wetgeving
De Wtt 2018 kent een andere benadering voor het uitvoeren van het cliëntenonderzoek dan de risicogebaseerde benadering van de Wwft. Hoofdstuk 4 van de Wtt 2018 (Cliëntenonderzoek) bepaalt immers dat er altijd een zo volledig mogelijk cliëntenonderzoek worden uitgevoerd, en in sommige gevallen een verscherpt cliëntenonderzoek.
Op grond van artikel 6 van de Wwft is een vereenvoudigd cliëntenonderzoek mogelijk voor cliënten met een laag risico op witwassen of het financieren van terrorisme, die mogelijkheid is niet opgenomen in de Wtt 2018.
Volledig cliëntenonderzoek
Uitgangspunt is dat trustkantoren voordat ze diensten gaan verlenen aan cliënten, eerst een zo volledig mogelijk cliëntenonderzoek uitvoeren. Bij dienstverlening door trustkantoren is vaak sprake van internationale en complexe structuren. Daarom is het verplicht om niet alleen de cliënt en de doelvennootschap zelf te onderzoeken, maar ook de gehele structuur en de relevante delen van die structuur. Het doel van de structuur kan immers afwijken van het doel van de doelvennootschap. Zonder dit goed in beeld te hebben kan een trustkantoor geen zicht krijgen op de eventuele integriteitsrisico’s die verbonden kunnen zijn aan de dienstverlening. Pas na het uitvoeren van een gedegen onderzoek worden aan cliënten, producten of diensten risicoclassificaties (artikel 14 Btt 2018) toegekend. Deze risicoclassificatie bepaalt de reviewtermijn, waarbij geldt hoe hoger het risico, hoe vaker er een geplande review plaats vindt van het dienstverleningsdossier. Indien er incidenten voorkomen kan dit uiteraard aanleiding zijn voor een extra – ongeplande - review. Hierin wijkt de Wtt 2018 dus ook af van de Wwft.