Een besluit hiertoe kan voor drie onderdelen van het toezicht genomen worden, namelijk voor het toezicht op herverzekeraars (art. 172 Solvency II richtlijn), groepstoezicht (art. 260) en het toezicht op verzekeringsentiteiten (art. 227).
De aanwezigheid van een positief equivalentiebesluit kan een aanzienlijk verschil maken in de wijze waarop bijvoorbeeld het groepstoezicht of de berekening van de solvabiliteitseis wordt ingericht. Zo is een positief besluit over equivalentie een noodzakelijke voorwaarde voor instellingen om voor activiteiten buiten de EER de balans en kapitaaleis volgens lokale regels (local rules) te mogen gebruiken bij het bepalen van de solvabiliteit van de groep. In afwezigheid van een dergelijk besluit dienen de balans en kapitaaleis op Solvency II basis opgesteld te worden. Deze regel dient om zeker te stellen dat de gehele balans op voldoende prudente wijze wordt opgemaakt, en om toezichtarbitrage binnen groepen te voorkomen.
De richtlijn Solvabiliteit II bepaalt dat de Europese Commissie een bindende beslissing kan nemen over de equivalentie van een derde land, daarbij geassisteerd door EIOPA. Een overzicht van alle equivalentiebesluiten is beschikbaar op de website van de Europese Commissie.
In afwezigheid van een Europees equivalentiebesluit over een land, kunnen verzekeraars een besluit aanvragen bij de groepstoezichthouder. Deze zal dan in overleg met EIOPA en andere betrokken EU lidstaten tot een besluit komen.