Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Doorbetalingen en het verbod van artikel 3:5 Wft

Q&A

Gepubliceerd: 22 december 2011

Bekijk eerdere versies in het archief

Vraag:

Wat is een doorbetaling en is de verbodsbepaling van artikel 3:5 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) van toepassing op een doorbetaling?

Antwoord:

Een doorbetaling betreft gelden die zijn afgegeven aan een derde in het kader van een concrete opdracht tot doorbetaling aan de begunstigde. De opdrachtgever betaalt de gelden niet rechtstreeks aan de begunstigde, maar via de derde, die deze gelden vervolgens (door)betaalt aan de begunstigde.

Gedurende de periode dat de gelden door de doorbetaler onder zich worden gehouden, zijn de afgegeven gelden geen opvorderbare gelden. Dit omdat het geen gelden betreft die op enig moment terugbetaald moeten worden. Ook als tussen de bij de transactie betrokken partijen is afgesproken dat de transactie onder bepaalde voorwaarden kan worden ontbonden, zijn de afgegeven gelden geen opvorderbare gelden. Dit omdat niet vaststaat dat er terugbetaald moet worden.

Band tussen transactie en betaling 

Van opvorderbare gelden in het kader van doorbetaling is geen sprake, tenzij de band met de concrete transactie of opdracht niet meer bestaat. Zolang die band bestaat zal van opvorderbare gelden geen sprake zijn. Die band bestaat in ieder geval indien de door te betalen gelden niet langer bij de doorbetaler uitstaan dan technisch of organisatorisch noodzakelijk is. Een doorbetaler mag aannemen dat hij de gelden in ieder geval niet langer dan technisch en organisatorisch noodzakelijk is te zijner beschikking heeft gehad, indien de transfertijd vanaf het moment dat de gelden door de verzender zijn afgegeven tot het moment dat de gelden door de ontvanger worden ontvangen maximaal vijf kalenderdagen bedraagt.

Worden de gelden langer dan vijf dagen aangehouden, dan zijn het eveneens geen opvorderbare gelden, zolang die periode niet langer is dan technisch of organisatorisch noodzakelijk, ongeacht de duur van die periode. Wel geldt dat naarmate die periode langer is, het minder waarschijnlijker moet worden geacht dat de band tussen transactie en betaling in stand is gebleven.

Voorbeelden van ‘technische of organisatorische noodzaak’ 

Het komt in de praktijk wel voor dat een doorbetaler niet slechts voor één maar voor meerdere debiteuren/betalers gelden ontvangt ter doorbetaling aan één en dezelfde crediteur. Om reden van efficiency wordt dan geregeld afgesproken dat de doorbetaler niet elke individuele betaling direct doorsluist naar de crediteur, maar dat hij die betalingen gedurende een bepaalde periode verzamelt om ze vervolgens ‘batchgewijs’ naar de crediteur over te maken. Het met deze constructie bereikte efficiencyvoordeel kan worden aangemerkt als een ‘technische of organisatorische noodzaak’ om de gelden gedurende bijvoorbeeld maximaal één maand onder de doorbetaler te houden. Bij een langere termijn dan één maand zal gewoonlijk – bijzondere omstandigheden daargelaten – niet meer goed volgehouden kunnen worden dat daar strikt redenen van efficiency aan ten grondslag liggen en ontbreekt het dus aan een daarop gebaseerde ‘technische of organisatorische noodzaak’.

Een ander praktijkvoorbeeld is de situatie dat de transactie tussen debiteur een crediteur meebrengt dat de doorbetaler de gelden pas overmaakt aan de crediteur nadat deze bepaalde, met de transactie samenhangende, administratieve handelingen heeft afgerond. Denk bijvoorbeeld aan de beoordeling van de juistheid van het door te betalen bedrag aan de hand van facturen o.i.d. Indien een dergelijke controle meebrengt dat tot het moment van afronding daarvan de gelden onder de doorbetaler worden gehouden, dan is die omstandigheid aan te merken als een ‘technische of organisatorische noodzaak’.

Een voorbeeld waarbij er geen sprake is van een ‘technische of organisatorische noodzaak’ doet zich voor in het geval dat de doorbetaler volledig naar eigen goeddunken zou kunnen bepalen op welk moment hij de gelden overmaakt aan de crediteur, zonder dat een uit de onderliggende afspraken voortvloeiende aanleiding bestaat de gelden gedurende enige tijd onder zich te houden.

Ontdek gerelateerde artikelen