Beprijzing van transitierisico's belangrijk
De Europese obligatiemarkt is met een omvang van 1.600 miljard euro voor veel bedrijven een belangrijke bron van financiering. Door obligaties uit te geven kan een bedrijf geld lenen van beleggers. Die ontvangen hiervoor een periodiek te betalen leenrente. De hoogte van deze rente wordt mede bepaald door het onderliggend risico van de obligatie en het bedrijf dat deze uitgeeft.
In twee recente studies heeft De Nederlandsche Bank onderzoek gedaan naar de mate waarin beleggers in bedrijfsobligaties – naast financiële risico’s – ook rekening houden met bedrijfsrisico’s die komen kijken bij de overgang van de bestaande, naar een klimaatneutrale economie. In beleggerstermen heet dat het zogenoemde ‘transitierisico’.
Onder het transitierisico vallen factoren die invloed hebben op het verdienmodel zoals technologische veranderingen, een stijgende CO2-belasting en klimaatregulering. Die beïnvloeden de winstmarges en concurrentiepositie van (CO2-intensieve) bedrijven en dat uit zich in de leenrentes die beleggers van hen verlangen in ruil voor financiering.
Het feit dat financiële markten een vergoeding vragen voor transitierisico's, helpt het bedrijfsleven om de klimaatdoelen op een economisch efficiënte wijze te behalen. Het geeft ondernemingen een financiële prikkel om te verduurzamen en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Bedrijven die geen of te weinig rekening houden met eventuele klimaateffecten vertragen uiteindelijk de energietransitie.
Transitierisicopremie in obligatieprijzen neemt toe
Om een inschatting te maken van de mate waarin beleggers een prijs plakken op het transitierisico, nemen beide studies de CO2-uitstoot van een bedrijf als maatstaf voor deze risico’s in lijn met de ECB klimaatindicatoren en de DNB duurzaamheidscijfers. Vervolgens is onderzocht in welke mate beleggers daarvoor vergoed willen worden. Die opslag, oftewel de transitierisicopremie, uit zich in het verschil tussen de risicovrije rente en de daadwerkelijke rente die bedrijven betalen op een obligatie. Daarbij wordt gecorrigeerd voor andere (financiële) factoren die van invloed zijn op de hoogte van de obligatierentes.
Sinds 2020 is er een duidelijk prijsverschil ontstaan tussen de leenkosten voor bedrijven die relatief veel CO2 uitstoten, en die dat niet of minder doen. Figuur 1 laat dat treffend zien. Het verschil is intussen opgelopen tot ruim 40 basispunten (0,4%). Dit is zowel het geval voor obligaties met een korte als lange looptijd. Dit impliceert dat bedrijven met een lagere uitstoot hun bedrijfsactiviteiten kunnen financieren tegen lagere kosten.
De stijging van de risicopremie kan mogelijk verklaard worden door de introductie van strikter Europees klimaatbeleid dat sindsdien in werking is getreden. Zo voerde de Europese Commissie in december 2019 de Europese Green Deal in, gevolgd door de Klimaatwet in 2020 en het zogenoemde Fit-for-55 pakket een jaar later. Vanaf 2020 is ook een stijging van de Europese CO2-prijs op financiële markten zichtbaar. Tegelijk valt niet uit te sluiten dat andere macro-economische ontwikkelingen of de COVID-19 pandemie de hoogte van de transitierisicopremie mede hebben beïnvloed.
Figuur 1 – De transitierisicopremie in Europese obligaties is sinds begin 2020 gestegen
De intrede van Europees klimaatbeleid is aangegeven in stippellijnen. Bron: DNB Working paper 798