Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Klimaatrisico's financiële sector

Financiële instellingen staan via hun investeringen in bedrijven bloot aan fysieke risico’s (de impact van natuurrampen) en transitierisico’s (verlies door bijvoorbeeld de dalende waarde van investeringen in CO₂-intensieve bedrijven). Om deze risico’s inzichtelijk te maken heeft DNB samen met de ECB en andere centrale banken in het eurogebied verschillende duurzaamheidsindicatoren ontwikkeld. 

Wat zijn de beperkingen van deze statistieken?

Omdat duurzaamheidscijfers hard nodig zijn, heeft DNB ervoor gekozen deze zo snel mogelijk beschikbaar te stellen aan iedereen die de data wil gebruiken. De cijfers zijn daarom nog niet volledig en de kwaliteit is nog niet vergelijkbaar met die van onze ‘normale’ statistieken.

De gepubliceerde cijfers beslaan bijvoorbeeld in sommige gevallen nog niet de volledige portefeuilles van de financiële instellingen. De cijfers kunnen daarom in de meeste gevallen worden geïnterpreteerd als een ondergrens van de daadwerkelijke transitie- en financiële risico’s.

Andere voorbeelden van beperkingen van de data: bij de indicatoren over fysieke risico’s heeft DNB niet alle vestigingsplaatsen kunnen meenemen van de ondernemingen waarin de financiële sector investeert, maar alleen de locatie van het hoofdkantoor.

DNB wil dan ook duidelijk meegeven dat er extra kritisch gekeken moet worden naar deze data, zeker bij het trekken van conclusies of het maken van beleid.

De scope van de indicatoren bestaat uit de beleggingen in en leningen aan niet-financiële bedrijven door financiële instellingen (de activa). Hypotheken en andere consumentenleningen zijn geen onderdeel van dit dashboard.

Fysieke risico’s

Door extremere weersomstandigheden is het waarschijnlijk dat natuurrampen vaker voorkomen. Naast de impact op de maatschappij veroorzaakt een natuurramp ook schade aan de economie. De fysieke risico-indicatoren tonen de impact van natuurrampen op de beleggingen van Nederlandse financiële instellingen (banken, verzekeraars, beleggingsinstellingen en pensioenfondsen) in niet-financiële bedrijven.  Hiervoor zijn drie indicatoren ontwikkeld:

  • De PEAR (Potential Exposure At Risk, potentiële blootstelling aan risico)
  • De NEAR (Normalised Exposure At Risk, genormaliseerde blootstelling aan risico)
  • De CEAR (Collateralised Exposure At Risk, gedekte blootstelling aan risico).

Deze indicatoren berekenen de impact van verschillende soorten natuurrampen: kustoverstromingen, opeenvolgende droge dagen, aardverschuivingen, rivieroverstromingen, gestandaardiseerde neerslagindex, bodemverzakking, waterschaarste, bosbranden en windstormen.

De indicatoren reflecteren historische omstandigheden of toekomstige klimaatscenario’s, de zogenaamde Representative Concentration Pathways (RCP). Er komen twee RCP’s aan bod:

  • RCP 4.5: dit is een gematigd scenario, dat uitgaat van beleidsmaatregelen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, maar zonder extreme maatregelen te treffen.
  • RCP 8.5: dit is het slechtste scenario waarin de uitstoot gedurende de 21e eeuw niet wordt teruggedrongen, maar juist blijft toenemen.

PEAR-indicator

De PEAR-indicator kijkt naar obligaties en aandelen uitgegeven door, en leningen aan niet-financiële instellingen in de Eurozone. Financiële instellingen die obligaties en aandelen in hun bezit hebben worden ‘houder’ genoemd en financiële instellingen die leningen verstrekken worden ‘crediteur’ genoemd.

De PEAR-indicator biedt inzicht in de totale hoeveelheid activa van Nederlandse financiële instellingen die is blootgesteld aan een bepaalde natuurramp. Hierbij worden alle risico’s even zwaar gewogen, ongeacht de waarschijnlijkheid dat de ramp zich voordoet.

De PEAR-indicator kan worden aangevuld met risicoscores. Deze risicoscores geven aan hoe waarschijnlijk het is dat de natuurramp zich voordoet, van laag risico naar hoog risico.

Voorbeeld: De ‘hoog risico’ indicator voor waterschaarste is 13,5%. Dit betekent dat 13,5% van de totale portefeuillewaarde van Nederlandse financiële instellingen zich bevindt in gebieden met een hoog risico op waterschaarste.

NEAR-indicator

De NEAR-indicator toont het risico dat banken lopen via hun leningen aan niet-financiële bedrijven. In de NEAR-indicator wordt zowel de intensiteit als de waarschijnlijkheid van een natuurramp meegenomen. Daarnaast wordt rekening gehouden met de gevolgen van de ramp in kwestie. De NEAR-indicator is alleen beschikbaar voor kust- en rivieroverstromingen, en windstormen.

Voorbeeld: er wordt bij een overstroming met een waterdiepte van 1 meter uitgegaan van een schade van 25% aan de vaste activa van het bedrijf, terwijl bij een waterdiepte van 3 meter de activa als verloren worden beschouwd.

De NEAR-indicator gaat ervan uit dat wanneer een bedrijf door een overstroming 10% van zijn vermogen verliest, ook 10% van het totale leningsbedrag niet kan worden terugbetaald. Hierdoor ontstaat er een beeld van het verwachte verlies voor de bank.

Er zijn twee versies van de NEAR-indicator:

  • NEAR jaarlijks: dit laat het verwachte verlies gedurende één jaar zien.
  • NEAR looptijd: dit laat het verwachte verlies over de looptijd van de leningen in de portefeuille zien.

Voorbeeld: de waarde van de ‘NEAR jaarlijks’ ten gevolge van windstormen is € 58 miljoen. Dit betekent dat het verwachte jaarlijkse verlies op leningen aan niet-financiële bedrijven in het eurogebied ten gevolge van windstormen voor Nederlandse banken € 58 miljoen is.

CEAR-indicator

De CEAR-indicator is gebaseerd op de NEAR-indicator, maar neemt daarnaast ook het financiële en fysieke onderpand mee. Dit onderpand is gekoppeld aan de lening en de bank kan hier beslag op leggen als het bedrijf de lening niet meer kan terugbetalen. De schade door een natuurramp blijft voor een bedrijf gelijk, maar door de aanwezigheid van onderpand neemt het verwachte verlies voor de financiële instelling af. Er wordt hierbij rekening gehouden met de verwachte afname van de waarde van het fysieke onderpand ten gevolge van de natuurramp. Net als de NEAR-indicator, heeft de CEAR-indicator twee versies: jaarlijks en looptijd.

Voorbeeld: de waarde van de 'NEAR jaarlijks' ten gevolge van rivieroverstromingen is € 5 miljoen, en de waarde van 'CEAR jaarlijks' ten gevolge van windstormen is € 3 miljoen. Dit betekent dat € 2 miljoen van het verwachte verlies gedekt wordt door de aanwezigheid van onderpand.

CO₂-voetafdruk pensioenfondsen en beleggingsinstellingen (WACI)

Door de overgang naar een klimaatneutrale economie in 2050 daalt mogelijk de waarde van bezittingen in CO₂-intensieve industrieën. Het is daarom belangrijk inzicht te krijgen in de uitstoot die financiële instellingen financieren via hun investeringen. Daarvoor wordt de zogeheten Weighted Average Carbon Intensity (WACI) gebruikt.

De WACI  toont de relatieve CO₂-emissie per miljoen euro bedrijfsomzet (CO₂-intensiteit), gewogen naar het portefeuillegewicht van de investeerder. Deze indicator is relatief op twee manieren:

  1. De CO₂ -intensiteit geeft de uitstoot van een uitgevende instelling relatief tot haar omzet weer.
  2. Het portefeuillegewicht zegt iets over de waarde van een belegging relatief tot de hele beleggingsportefeuille van de investeerder.

Deze indicator maakt het mogelijk om de CO₂-intensiteit van sectoren of individuele financiële instellingen met elkaar te vergelijken, maar zegt minder over het absolute niveau van de uitstoot.

Onderstaande grafieken laten links de WACI-tijdreeks zien, en rechts de verandering in WACI over de jaren, voor pensioenfondsen/verzekeraars en beleggingsinstellingen. 2020 en 2021 zijn corona jaren. De daling in WACI kan in deze periode deels verklaard worden door een sterk gestegen omzet gedurende de herstelperiode.

De verandering in WACI is uitgesplitst (decompositie) in verandering door drie effecten: de CO₂-emissies, bedrijfsomzet en herverdeling van kapitaal (bijvoorbeeld door investeringen en desinvesteringen binnen een investeringsportefeuille).

Onderwerpen duurzaamheid