Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Maximale dempingsrendement bij een met verwacht rendement gedempte kostendekkende premie

Q&A

Vraag:

Hoe wordt het maximale dempingsrendement toegepast bij een gedempte kostendekkende premie met verwacht rendement?

Gepubliceerd: 03 april 2015

Laatste update: 14 december 2023

Bekijk eerdere versies in het archief

Antwoord:

In artikel 4 lid 3 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) zijn de voorwaarden opgenomen waaronder premiedemping mogelijk is op basis van verwacht rendement.

Maximale rendementscurve

Het maximaal verwachte portefeuillerendement volgt uit de rendementsverwachtingen, kostenafslagen, standaarddeviaties en correlaties zoals vastgesteld in artikel 23a van het Besluit FTK. Het rendement op risicovrije vastrentende waarden hangt af van de rentetermijnstructuur en verschilt daarmee per looptijd. Daarom is er geen sprake van één vast maximaal verwacht portefeuillerendement, maar van een maximale rendementscurve.

Rentetermijnstructuur vastzetten

Een voorwaarde bij het dempen van de premie met het verwachte rendement volgens artikel 4 lid 3, aanhef en sub b van het Besluit FTK, is dat het rendement op vastrentende waarden voor 5 jaar moet worden vastgezet, op basis van de actuele door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur bij aanvang van de periode. Door het vastzetten van de rentetermijnstructuur blijft de maximale rendementscurve tijdens de 5-jaarsperiode constant. Behalve als er gedurende deze periode veranderingen in de strategische beleggingsportefeuille optreden of als de te hanteren parameters zoals bedoeld in artikel 23a Besluit FTK wijzigen. Wijzigingen in de strategische beleggingsportefeuille hebben geen invloed op het rendement op vastrentende waarden. Maar omdat de samenstelling van de portefeuille verandert kan er wel sprake zijn van een andere maximale rendementscurve.

Toeslagambitie

Bij demping van de kostendekkende premie met het verwachte rendement moet conform artikel 4 lid 3, aanhef en sub a van het Besluit FTK ook rekening gehouden worden met een opslag voor de toekomstbestendige toeslagverlening ter hoogte van minstens de verwachte prijsinflatie. Het gaat in dit geval om de eigen toeslagambitie van het pensioenfonds, met als minimum prijsinflatie.

Er moet ook rekening gehouden worden met de opslag voor toeslagverlening als het pensioenfonds geen toeslagambitie heeft. Alleen als het pensioenfonds een regeling uitvoert met onvoorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van tenminste prijsinflatie hoeft geen rekening te worden gehouden met een opslag voor toeslagverlening, omdat de toeslagverlening dan al onderdeel is van de onvoorwaardelijke aanspraken.

Ingroeipad

Bij de berekening van de opslag voor toeslagverlening moet gebruik worden gemaakt van de minimale verwachtingswaarden, zoals vastgesteld in artikel 23a, lid 1a en lid 2 van het Besluit FTK. Daarbij moet rekening worden gehouden met een ingroeipad. De zogenaamde toeslagcurve die daarbij ontstaat, mag voor 5 jaar worden vastgezet.

De premie die volgt uit de maximale rendementscurve plus de opslag voor toeslagverlening vormt de ondergrens (de norm) voor de door het pensioenfonds vast te stellen gedempte kostendekkende premie. Pensioenfondsen mogen met een lager dan maximale rendementscurve rekenen. Of rekenen met één vast rendement in plaats van een rendementscurve. Dit zolang de hieruit volgende premie elk jaar groter of gelijk is dan de kostendekkende premie op basis van de maximale rendementscurve.

Deze Q&A is geactualiseerd op 14-12-2023. De tekst van de Q&A is ingekort en op onderdelen tekstueel aangepast. Deze wijzigingen houden geen wijziging van het DNB beleid in. De oorspronkelijke Q&A kunt u nog lezen in het archief.

Voor de status van deze beleidsuiting en uitleg daarover kunt u de leeswijzer beleidsuitingen DNB raadplegen.

Ontdek gerelateerde artikelen