Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Tijdelijke regeling voor toeslagen in 2023 vanwege voorgenomen transitie

Factsheet

Een pensioenfonds kan een voorwaardelijke toeslag verlenen indien aan bepaalde wettelijke eisen is voldaan. In artikel 137 van de Pensioenwet (Pw) en artikel 15 van het Besluit financieel toetsingskader (Besluit FTK) pensioenfondsen is geregeld wanneer en in welke mate pensioenfondsen een voorwaardelijke toeslag kunnen verlenen, de zogenoemde toekomstbestendige toeslagverlening. Zie hiervoor het factsheet ‘toeslag ofwel indexatie’.

Gepubliceerd: 15 juli 2022

Bekijk eerdere versies in het archief

Mede naar aanleiding van het verzetten van de beoogde inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp), waaronder het transitie-ftk was al eerder een tijdelijke regeling voor toeslagverlening ingevoerd in artikel 15c Besluit FTK. Deze indexatie AMvB wordt nu verlengd tot eind 2023. Op basis van deze tijdelijke regeling, de ‘Indexatie AMvB’, kunnen pensioenfondsen, als ze daarvoor kiezen, onder voorwaarden afwijken van de bestaande regels van de toekomstbestendige toeslagverlening vooruitlopend op de transitie naar de beoogde Wtp.

Pensioenfondsen zijn niet verplicht gebruik te maken van deze tijdelijke regelgeving. De toelichting bij de tijdelijke regeling geeft aan dat het aan het pensioenfonds is om te bezien of het gebruik past in een evenwichtige besluitvorming met betrekking tot toeslagverlening, vooruitlopend op de transitie naar een nieuw pensioenstelsel. Het kan bijvoorbeeld zijn dat deze transitie bemoeilijkt wordt door extra toeslagverlening.

Bij gebruik van deze tijdelijke regeling kan het gaan om toeslagverlening in 2023 of 2024, bepalend is dat het besluit over de toeslagverlening vóór 1 januari 2024 wordt genomen.

De tijdelijke regeling in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie is geldig tot en met 31 december 2023

Bij gebruik van deze tijdelijke regeling kan het gaan om toeslagverlening in 2023 of 2024, bepalend is dat het besluit over de toeslagverlening vóór 1 januari 2024 wordt genomen. In artikel 15c, lid 7 Besluit FTK is opgenomen dat toepassing van deze tijdelijke regeling mogelijk is in afwijking van de eis van artikel 16, vierde lid, van het Besluit FTK. Hierin staat dat een pensioenfonds geen maatregel mag nemen waardoor het risico dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor het vereist eigen vermogen doelbewust wordt vergroot.

Voorwaarden voor het gebruik van de tijdelijke regeling

De tijdelijke regeling stelt de volgende voorwaarden voor het gebruik daarvan:

  1. Er wordt geen toeslag verleend bij een beleidsdekkingsgraad onder de 105%;
  2. Er wordt geen toeslag verleend bij een dekkingsgraad onder de 105% en voor zover de dekkingsgraad van het fonds door de toeslagverlening lager wordt dan 105%;
  3. Het pensioenfonds zal naar verwachting overgaan op een collectieve waardeoverdracht in het kader van de transitie; het zogenoemde invaren;
  4. Het fonds dat gebruik wil maken van deze regeling:
    1. Onderbouwt de hiervoor onder 3. genoemde verwachting dat het zal invaren.
      De toelichting bij artikel 15c Besluit FTK geeft aan dat het fonds in haar besluit een intentieverklaring opneemt over het invaren. De intentieverklaring bevat de informatie op basis waarvan het pensioenfonds redelijkerwijs verwacht dat in de transitieperiode de opgebouwde pensioenrechten- en aanspraken ingevaren zullen worden en een verzoek tot invaren wordt gedaan. Aangezien het verzoek tot invaren vanuit de sociale partners komt, betrekt het pensioenfonds de sociale partners bij het opstellen van de intentieverklaring. De vorm van deze intentieverklaring is niet voorgeschreven, maar deze verklaring kan bijvoorbeeld in de notulen van het bestuursbesluit worden opgenomen.
    2. Onderbouwt, mede aan de hand van sub c. hierna, waarom de toeslagverlening plaatsvindt vanuit het belang van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
      Hiermee wordt bedoeld de wettelijke norm van evenwichtige belangenafweging in artikel 105, tweede lid Pensioenwet.
    3. Beschrijft kwantitatief de generatie-effecten van de toeslagverlening waarbij onderscheid wordt gemaakt naar leeftijdscohorten. Waarbij de leeftijdscohorten in principe per geboortejaar in hele jaren zijn vormgegeven.
      Deze eis omtrent de generatie-effecten is door de Minister gesteld omdat het voor een evenwichtig besluit met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening van groot belang is dat het pensioenfondsbestuur en het belanghebbendenorgaan of verantwoordingsorgaan inzicht hebben in de generatie-effecten bij gebruikmaking van de tijdelijke regeling.
      De wijze waarop generatie-effecten kwantitatief inzichtelijk moeten worden gemaakt, wordt niet nader vastgelegd in de tijdelijke regeling. Wel is in artikel 46, lid 2, sub g Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling opgenomen dat het pensioenfonds bij de latere besluitvorming met betrekking tot de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en in het implementatieplan aangeeft hoe het rekening heeft gehouden met de effecten van toeslagverlening in de aanloop naar de transitie (vanaf 1 juli 2022).
  5. Het fonds informeert het verantwoordingsorgaan of belanghebbendenorgaan zo spoedig mogelijk over het besluit tot toeslagverlening en verstrekt daarbij de gegevens als opgesomd in onderdeel 4.
  6. Het fonds stelt informatie over het besluit tot toeslagverlening, de onderbouwing daarvan en inzicht in de effecten op cohortniveau tijdig ter beschikking van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden of verstrekt deze informatie tijdig.

Bij gebruik van artikel 15c Besluit FTK onder bovenstaande voorwaarden zijn artikel 137, tweede lid, onderdelen a en b Pw dan wel artikel 132, tweede lid, onderdelen a en b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling niet van toepassing. De tijdelijke regeling leidt niet tot een aanpassing van bestaande voorwaarden voor het compenseren van misgelopen toeslagen in het verleden (inhaalindexatie) of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.

Besluitvorming door het pensioenfonds moet passen binnen het vastgestelde eigen toeslagenbeleid

Pensioenfondsen die ervoor kiezen gebruik te maken van deze tijdelijke regeling, zullen eerst moeten bezien of dit past binnen het eigen toeslagbeleid en eventueel leidt tot wijziging van fondsdocumenten. Indien nodig, dienen pensioenfondsen het toeslagbeleid en de fondsdocumenten te wijzigen. Hiervoor gelden de gebruikelijke procedures. Dit is opgenomen in de toelichting bij de tijdelijke regeling. Als het hierbij gaat om een wijziging van het pensioenreglement, uitvoeringsreglement, uitvoeringsovereenkomst en/of actuariële en bedrijfstechnische nota, dan zendt het pensioenfonds binnen twee weken na totstandkoming van de wijziging een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijziging aan DNB toe, zoals is voorgeschreven in artikel 113 van de Pensioenwet. Zie ook het factsheet Rapportage en fondsstukken

Een wijziging van het toeslagbeleid vergt voorafgaande goedkeuring van een belanghebbendenorgaan (artikel 115c, lid 9 Pw). Als de wijziging van het toeslagenbeleid ook leidt tot wijziging van uitvoeringsovereenkomst of uitvoeringsreglement (artikel 25 Pensioenwet), geldt dat verantwoordingsorgaan (artikel 115a, lid 3 Pw) en belanghebbendenorgaan (artikel 115c, lid 2 Pw) een adviesrecht hebben op deze wijziging.

Als het gebruik van deze tijdelijke regeling leidt tot wijziging van beleid en fondsdocumenten waarbij fondsorganen betrokken moeten worden bij het voorgenomen besluit, kan dat gecombineerd worden met de voorwaarde in de tijdelijke regeling dat verantwoordingsorgaan of belanghebbendenorgaan zo spoedig mogelijk over het besluit tot toeslagverlening worden geïnformeerd.

Voor de status van deze beleidsuiting en uitleg daarover kunt u de leeswijzer beleidsuitingen DNB raadplegen.

Ontdek gerelateerde artikelen