Antwoord:
Bij de beoordeling van een collectieve waardeoverdracht (CWO) tussen pensioenverzekeraars en PPI’s of van een pensioenverzekeraar of PPI naar een pensioenfonds maakt DNB onderscheid tussen een “complexe” en “niet-complexe” CWO. Deze classificering heeft gevolgen voor de beoordelingsprocedure van DNB.
Er is sprake van een complexe CWO als de (gewezen) deelnemer meer risico loopt ten aanzien van zijn reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Er is sprake van een niet-complexe CWO indien dit niet het geval is. Bij een niet-complexe CWO vindt een vereenvoudigde beoordelingsprocedure plaats.
Pensioenuitvoerders moeten, via het meldingsformulier, zelf bij DNB aangeven of een CWO complex of niet-complex is. DNB beoordeelt steekproefsgewijs of deze kwalificatie klopt.
Bij een niet-complexe CWO vindt een vereenvoudigde beoordelingsprocedure plaats, waarbij DNB in beginsel alleen de solvabiliteit en operationele risico’s van de pensioenuitvoerders beoordeelt.
Toelichting complexe vs. niet-complexe CWO’s
Het belangrijkste criterium voor een complexe versus niet-complexe CWO betreft de hoeveelheid risico die een (gewezen) deelnemer loopt. Indien een (gewezen) deelnemer door de CWO meer risico’s loopt, is deze complex. Indien de (gewezen) deelnemer minder of een gelijke hoeveelheid risico’s loopt, dan is deze cwo als niet complex aan te merken.
Een CWO is bijvoorbeeld complex als een pensioendeelnemer bij een verzekeraar aanspraken heeft opgebouwd op basis van een middelloonregeling en deze opgebouwde aanspraken worden ingebracht in een nieuwe pensioenregeling op basis van een premieovereenkomst met belegging voor rekening en risico van de deelnemer. In het eerste geval zijn alle risico’s (waaronder het renterisico) voor rekening van de verzekeraar. In het tweede geval zijn alle risico’s voor rekening van de deelnemer aan de pensioenregeling.
In onderstaande tabel worden enkele voorbeelden gegeven van complexe en niet-complexe CWO's.