Antwoord:
Ja, dit volgt uit art. 60a Besluit prudentiële regels (Bpr) voor betaalinstellingen en art. 64(5) Bpr voor elektronischgeldinstellingen. DNB kan een additionele kapitaaleis van maximaal 20% aan een betaalinstelling en elektronischgeldinstelling opleggen, indien een evaluatie van de volgende componenten daartoe aanleiding geeft:
- de risicobeheersingsprocessen;
- de database van risicoverliesgegevens;
- het interne controlesysteem;
- het bedrijfscontinuïteitsbeheer.
Naar het oordeel van DNB kan o.a. één of meerdere van de volgende omstandigheden aanleiding zijn voor het opleggen van een additionele kapitaaleis:
- De instelling heeft een significante wijziging in het bedrijfsmodel doorgevoerd met een nog niet bewezen risicobeheersing die niet op andere wijze onder PSD2 wordt gekapitaliseerd;
- Er is sprake van een niet gemakkelijk mitigeerbare bijzondere risicoconcentratie die inherent is aan het bedrijfsmodel van de instelling en dat niet onder PSD2 wordt gekapitaliseerd;
- De instelling valt bij het toepassen van de dan geldende toezichtsmethodologie (momenteel algemene toezichtsmethodologie) buiten de vastgestelde risicotolerantie op één of meerdere van de in alinea één benoemde componenten.
Het besluit om een additionele kapitaalsvereiste op te leggen wordt schriftelijk gegeven en in een toezichtgesprek aan de instelling toegelicht. DNB legt hierbij uit op welke wijze de additionele kapitalisatie bijdraagt aan mitigatie van de geconstateerde tekortkoming. In het besluit geeft DNB de voorwaarden aan waaraan moet worden voldaan om het aanvullend toetsingsvermogen te laten vervallen. Indien de instelling aan de voorwaarden heeft voldaan, neemt DNB een besluit om de additionele kapitaaleis te laten vervallen.