Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Q&A Operationele reserve pensioenfondsen

WTP Q&A

Vraag:  

Onder welke voorwaarden mag een pensioenfonds een operationele reserve vormen bij toepassing van de omrekenmethoden in het kader van invaren en transitie Wtp?

Gepubliceerd: 18 april 2024

Antwoord:  

Een pensioenfonds mag bij de toepassing van de omrekenmethoden bij invaren een operationele reserve vormen, mits de omvang van deze operationele reserve vooraf is onderbouwd en de vorming en omvang in het implementatieplan is opgenomen.  

Onderscheid moet worden gemaakt tussen een operationele reserve en een voorziening voor verplichtingen, zoals bijvoorbeeld een kostenvoorziening. De vorming van een voorziening is in Boek 2, titel 9 Burgerlijk Wetboek (BW) gereguleerd.  

De operationele reserve is eigen vermogen van het pensioenfonds dat alleen voor de toepassing van de omrekenmethoden specifiek wordt gevormd. Na het moment van invaren is het onderscheid tussen de “operationele reserve” en de (overige) reserve niet relevant. De operationele reserve is een wijze om meer eigen vermogen bij transitie te kunnen afzonderen dan het bedrag aan minimaal vereist eigen vermogen (MVEV).  

Toelichting 

Artikel 2:374, lid 1 BW bepaalt dat op de balans voorzieningen worden opgenomen tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan. Dan gaat het bijvoorbeeld om een kostenvoorziening, zoals beschreven in de Q&A Kostenvoorziening pensioenfondsen 

Als sprake is van mogelijke toekomstige kosten waarvoor het pensioenfonds géén voorziening kan vormen omdat niet wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 2:374 BW, kan het pensioenfonds op grond van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) een operationele reserve vormen. In dat geval is sprake van het vormen van eigen vermogen door het pensioenfonds. De operationele reserve wordt bij invaren gevormd in aanvulling op het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV).  

De keuze voor vorming van een operationele reserve en de omvang daarvan moet door een pensioenfonds in de transitie worden onderbouwd als onderdeel van de transitiebesluitvorming. Het vormen van een operationele reserve heeft tot gevolg dat het bedrag van deze reserve niet kan worden aangewend voor de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of kapitaal van pensioen- en aanspraakgerechtigden, compensatiedepot of risicodelings- en solidariteitsreserve. Het vormen van een operationele reserve door een pensioenfonds heeft daarmee impact op de verdeling en toerekening van bestaand pensioenfondsvermogen.  

Voorwaarden die van toepassing zijn bij de vorming van een operationele reserve: 

  1. Een pensioenfonds moet vooraf de doelen bepalen waarvoor het een operationele reserve vormt. Dit volgt uit de Memorie van toelichting op de Wtp. De wet- en regelgeving of toelichting bevatten geen (limitatieve) opsomming van mogelijke doelen van een operationele reserve voor de transitie. Als voorbeelden in de toelichting zijn genoemd: het verwerken van mutaties met terugwerkende kracht, de situatie van ‘geen premie, wel recht’ en kosten van juridische procedures.                                                                                                                                                      
  2. De vorming en omvang van de operationele reserve dient adequaat onderbouwd te worden. Indien een operationele reserve bij transitie wordt gevormd uit bestaand fondsvermogen, wordt de operationele reserve afgezonderd voorafgaand aan de toepassing van de omrekenmethode, zie artikel 21 Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de toelichting daarop. Het vormen van een operationele reserve uit bestaand fondsvermogen raakt daarmee direct de verdeling van fondsvermogen bij transitie en invaren en kan dus impact hebben op de evenwichtigheid van de transitie.                                                                                                                                                                                    
  3. De onderbouwing door het pensioenfonds van de omvang van de operationele reserve is gebaseerd op de doelen van de operationele reserve. Daarbij betrekt het pensioenfonds de risico’s die zich kunnen voordoen waarvoor de reserve wordt gevormd, de kosten als het risico zich voordoet en de eventuele risicobeheersingsmaatregelen die het fonds treft om de kosten te beperken. Dit is onderdeel van de risicoanalyse en risicobeheersingsmaatregelen in het implementatieplan als bedoeld in artikel 150i, lid 2, onderdelen c en d Pw. Een operationele reserve kan niet worden gevormd om kenbaar niet werkende beheersmaatregelen te compenseren. De keuze en de effecten van vorming van de operationele reserve zijn onderdeel van de inzichten in de effecten van de beoogde transitie zoals opgenomen in het transitieplan (artikel 150d, lid 2, onderdeel b en c Pw) en implementatieplan (artikel 150i, lid 3 Pw).                                                                                                                                                                                                                                    
  4. Bij de vaststelling van de doelstelling wordt door het pensioenfonds ook bepaald hoe het zal handelen als het doel waarvoor de operationele reserve wordt gevormd niet meer of nog maar deels bestaat. Als een operationele reserve bijvoorbeeld is gevormd voor dekking tegen bepaalde transitierisico’s die uiteindelijk maar deels zijn voorgekomen, heeft het pensioenfonds vooraf bepaald wat het doel van het resterende deel van de operationele reserve is. Blijft de reserve onderdeel van het eigen vermogen van het pensioenfonds of komt dat ten gunste van de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of het kapitaal en zo ja, hoe wordt daar uitvoering aan gegeven?                                                                                                                                                                              
  5. Het pensioenfonds legt de keuze en onderbouwing van de operationele reserve vast in het implementatieplan en de transitiebesluitvorming en het beleid ter zake van deze operationele reserve in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.  

DISCLAIMER

Q&A’s bieden nader inzicht in de beleidspraktijk van DNB doordat we daarin wettelijke toezichtregels interpreteren. Onder toezicht staande instellingen kunnen ook op andere wijze aan de wet- of regelgeving voldoen. Instellingen moeten daarbij wel gemotiveerd aan DNB kunnen aantonen dat zij met hun invulling voldoen aan de wet- of regelgeving. Voor een nadere toelichting op de status van de beleidsuitingen van DNB zie de Leeswijzer beleidsuitingen DNB op Open Boek Toezicht.

Deze Q&A heeft betrekking op de volgende wet- en regelgeving:

  • 126 Pw Vaststelling technische voorzieningen 
  • 146 Pw Jaarrekening en bestuursverslag 
  • 150n Omrekenmethoden en aanwending vermogen pensioenfonds 
  • 46 Besluit uitvoering Pw en Wvb 
  • 46c en 46d Besluit uitvoering Pw en Wvb  
  • 21 Regeling Pw en Wvb 

Ontdek gerelateerde artikelen