Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Hoe berekent een pensioenfonds het bedrag van het minimaal vereist eigen vermogen?

WTP Q&A

Vraag:

Hoe berekent een pensioenfonds het bedrag van het minimaal vereist eigen vermogen?

Gepubliceerd: 20 oktober 2023

Laatste update: 13 mei 2024

Bekijk eerdere versies in het archief

Antwoord:

De hoogte van het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) is voorgeschreven in artikel 11 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) en wijzigt niet als gevolg van de invoering van de Wet toekomst pensioenen. In de bijlage bij de Aanwijzingen Rapportagekader pensioenfondsen heeft De Nederlandsche Bank (DNB) een voorbeeldsjabloon opgenomen voor de berekening van het MVEV. De hoogte van het MVEV wordt bepaald door enkele stappen te doorlopen:

Stap 1:

  1. Voor pensioenregelingen waarbij het pensioenfonds beleggingsrisico loopt:

    Het MVEV bedraagt vier procent van de bruto technische voorzieningen vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal tussen de netto technische voorzieningen en de bruto technische voorzieningen. Dit verhoudingsgetal is ten minste 85%.

  2. Voor pensioenregelingen waarbij het pensioenfonds géén beleggingsrisico loopt en de beheerslasten voor meer dan vijf jaar zijn vastgelegd:

    Het MVEV bedraagt één procent van de bruto technische voorzieningen.

  3. Voor pensioenregelingen waarbij het pensioenfonds géén beleggingsrisico loopt en de beheerslasten voor vijf jaar of minder jaar zijn vastgelegd:

    Het MVEV bedraagt 25% van de netto beheerslasten van het afgelopen boekjaar.

Stap 2:

Voor pensioenregelingen met een risicokapitaal bij overlijden en voor arbeids-ongeschiktheidspensioen komt hier op grond van artikel 11, lid 5 t/m lid 7 Besluit FTK nog een percentage bovenop. Zie hiervoor in meer detail de hiervoor genoemde bijlage bij de Aanwijzingen rapportagekader pensioenfondsen.

Sommeren van de berekeningen

Bij een pensioenfonds dat meerdere regelingen uitvoert wordt het MVEV per pensioenregeling uitgerekend (bovengenoemde stappen) en bij elkaar opgeteld.

Indien een regeling wordt uitgevoerd waarbij het beleggingsrisico deels door het pensioenfonds wordt gelopen, berekent het fonds het MVEV over de onderscheidenlijke delen van die regeling. Bijvoorbeeld als een pensioenfonds een flexibele premieregeling uitvoert waarbij het kapitaal van een deelnemer wordt omgezet in een vastgestelde uitkering, wordt het MVEV over de technische voorzieningen voor vaste uitkeringen berekend conform stap 1, sub a en stap 2 en wordt het MVEV over de technische voorzieningen voor het deel van de pensioenregeling waarvoor het pensioenfonds geen beleggingsrisico loopt berekend conform stap 1, sub b of c en stap 2. Die twee bedragen worden bij elkaar opgeteld.

Beleggingsrisico lopen

Bij premieovereenkomsten dragen de pensioen- en aanspraakgerechtigden contractueel de beleggingsrisico’s van de beleggingen. Voor zover sprake is van uitvoering door het pensioenfonds van een vastgestelde uitkering of een in de pensioenregeling opgenomen garantie dragen niet de pensioen- en aanspraakgerechtigden het beleggingsrisico maar het pensioenfonds.

Technische voorzieningen

De technische voorziening voor de solidaire premieregeling of de flexibele premieregeling bestaat uit het totaal van de (individuele en collectieve) vermogens op basis van marktwaardering, vermeerderd met een voorziening voor uitvoeringskosten, premievrijstelling en verleende garanties (voor zover van toepassing).

Beheerslasten

In de Pensioenwet of lagere regelgeving wordt het begrip beheerslasten niet gedefinieerd. Onder beheerslasten verstaat DNB alle uitvoeringskosten van het pensioenfonds, met uitzondering van de vermogensbeheerkosten die ten laste komen van het beleggingsresultaat. Verder is nog relevant voor hoe lang de beheerslasten zijn vastgelegd. Het ligt daarbij voor de hand om aan te sluiten bij de contractuele periode voor de kosten die aan het pensioenfonds in rekening worden gebracht.

Rol sleutelfunctie actuariële functie en certificerend actuaris

Het pensioenfonds moet bij de berekening van het MVEV, indien de berekening van het MVEV is gerelateerd aan de beheerslasten, de hoogte van de netto beheerslasten kunnen onderbouwen. Ook moet het pensioenfonds daarbij kunnen onderbouwen voor hoe lang de beheerslasten nog zijn vastgelegd. Het behoort bij de taak van de sleutelfunctie actuariële functie van het pensioenfonds om de betrouwbaarheid en adequaatheid van de methodiek voor de berekening van het MVEV te beoordelen en daarover zo nodig aanbevelingen te doen. De certificerend actuaris waarmerkt de berekening van het door het pensioenfonds aan te houden MVEV en of het pensioenfonds beschikt over het MVEV.

Relevante wet- en regelgeving

  • Artikel 131 Pw
  • Artikel 11 Besluit FTK

Voor de status van deze beleidsuiting en uitleg daarover kunt u de leeswijzer beleidsuitingen DNB raadplegen.