Antwoord:
Het projectierendement heeft als primaire functie om de uitkeringssnelheid vanaf de pensioendatum te bepalen, waarbij op grond van artikel 63a Pensioenwet (Pw) een wettelijk maximum is gesteld. Een pensioenuitvoerder kan het projectierendement ook inzetten om gelijke aanpassingen in de uitkeringen te realiseren. Om een beheerste invulling te geven aan deze mogelijkheid is het van belang dat pensioenuitvoerders de keuze voor gelijke aanpassingen van uitkeringen onderbouwen. Hierbij worden eventuele nadelige gevolgen van het inwerking treden van dit mechanisme op voorhand in kaart gebracht, gemitigeerd en het resterende risico geaccepteerd.
Toelichting:
Het uitgangspunt is dat de methodiek voor de vaststelling van het projectierendement vaststaat op de ingangsdatum van het pensioen. Het projectierendement kan na de ingangsdatum van het pensioen, op grond van artikel 17a, lid3, Besluit uitvoering Pw en Wvb wijzigen als dit het gevolg is van wijziging van de parameter voor aandelenrendement, de risicovrije rente, de prijsinflatie of de risicohouding. Het projectierendement mag gedurende de uitkeringsperiode in beginsel niet worden verhoogd om financiële tegenvallers op te vangen. Een wettelijk toegestane uitzondering op deze regel, op grond van artikel 63a, lid 8, Pw, is dat bij de verwerking van het financiële resultaat het projectierendement kan worden aangepast indien en voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de pensioenuitkeringen te realiseren.
Indien sprake is van tussentijdse aanpassingen van het projectierendement om deze gelijke aanpassingen voor alle pensioengerechtigden te faciliteren, hangt de vaststelling van het projectierendement voor een pensioengerechtigde af van eerder behaalde beleggingsresultaten van alle pensioengerechtigden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het projectierendement van een net gepensioneerde deelnemer wordt aangepast, omdat oudere pensioengerechtigden eerder negatieve beleggingsresultaten hebben behaald. Ondanks dat het projectierendement in een bepaald jaar voor een net gepensioneerde deelnemer af kan hangen van eerder behaalde beleggingsresultaten, dient de uitvoerder te onderbouwen dat dit past binnen de risicohouding van de net gepensioneerde deelnemer(s).
De maximale hoogte van het projectierendement
Het projectierendement moet zodanig worden vormgegeven dat de mediane uitkering in nominale termen niet dalend is met de leeftijd, waarbij de opslag op de rentetermijnstructuur in het projectierendement niet hoger mag zijn dan 35% van het verschil tussen de risicovrije rente op de ingangsdatum van pensioen en de parameter voor aandelenrendement, zoals opgenomen in artikel 23a, lid 1b, Besluit FTK. Het projectierendement is daarnaast niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid en de toedelingsregels voor pensioengerechtigden.
Tot slot moet het projectierendement aansluiten bij de vastgestelde risicohouding.