Sub a. bescherming op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur
Artikel 1, onderdeel c, Besluit Pw en Wvb bepaalt dat de pensioenuitvoerder de potentiële deling van renterisico via het overrendement dient te begrenzen, monitoren en maatregelen te nemen als de deling de eigen gestelde grenzen overschrijdt.
Sub b. beschermingsrendement gekoppeld aan een directe beschermingsportefeuille voor renterisico De pensioenuitvoerder dient de kwaliteit van de renteafdekking te onderbouwen, monitoren en waar nodig maatregelen te nemen als de directe beschermingsportefeuille niet de gewenste mate van bescherming tegen renterisico per leeftijdscohort biedt. Dit volgt uit artikel 1c, lid 1, 3 en 5 van Besluit Pw en Wvb.
Toelichting
Het fondsbestuur bepaalt of het beschermingsrendement voor het renterisico wordt toebedeeld op basis van wijziging van de door DNB gepubliceerde nominale rentetermijnstructuur (de DNB RTS) of rechtstreeks uit het rendement van de daarvoor bestemde beleggingen – de directe beschermingsportefeuille voor renterisico.
Ad a Kader bij beschermingsrendement op basis van DNB RTS (indirecte methode)
Artikel 1c, lid 3, onderdeel c, Besluit Pw en Wvb bepaalt dat de uitvoerder per leeftijdscohort een begrenzing bepaalt voor de toegestane afwijking tussen de feitelijke toedeling van rendementen op basis van de collectieve beschermingsportefeuille en de toedelingsregels. Deze Q&A gaat alleen in op de deling van renterisico via het overrendement.
In geval van een beschermingsrendement op basis van de DNB RTS begrenst het fondsbestuur de mogelijke afwijkingen tussen het bijgeschreven beschermingsrendement en het daadwerkelijk behaalde rendement op de beleggingen, aangehouden voor renteafdekking, op voorhand en maakt deze afwijking inzichtelijk.
Bij de koppeling aan de DNB RTS krijgen de leeftijdscohorten een beschermingsrendement toebedeeld dat precies aansluit bij de beoogde mate van renteafdekking.
Een mogelijke afwijking tussen het bijgeschreven beschermingsrendement en het daadwerkelijk behaalde rendement op de renteafdekking slaat neer in het overrendement. Via de toedelingsregel van het overrendement wordt het renterisico gedeeld tussen leeftijdscohorten. De gesimuleerde afwijking tussen het beoogde en het gerealiseerde overrendement per leeftijdscohort dient als maatstaf om de mate van deling renterisico inzichtelijk te maken. Hierbij dienen alle beleggingen die in een vooraf bepaalde mate bijdragen aan de bescherming tegen renterisico in beschouwing te worden genomen. Mogelijke oorzaken voor afwijkingen zijn onder andere duration mismatch, curverisico of spreadrisico.
Hoe wordt de begrenzing van deling renterisico onderbouwd?
De pensioenuitvoerder onderbouwt de maximale toegestane mate van deling van renterisico met behulp van een eigen stochastische ALM-analyse, waarin de afwijking tussen het beoogde en het gerealiseerde overrendement per scenario wordt gesimuleerd. Om de afwijking tussen het beoogde en gerealiseerde overrendement per scenario te berekenen in een ALM-prognose dient een pensioenuitvoerder de implementatie van de renteafdekking in de ALM-omgeving zo exact mogelijk te modelleren incl. veranderingen in het beleggingsbeleid over de tijd. De pensioenuitvoerder onderbouwt eventuele vereenvoudigingen in de modellering van de ALM-omgeving.
Hoe wordt het beoogde overrendement vastgesteld?
Het overrendement is op fondsniveau gelijk aan het collectieve rendement minus de totale toebedeelde beschermingsrendementen. Als de collectief belegde portefeuille van het pensioenfonds precies in lijn is met de beoogde risicoblootstellingen spreken we van beoogd overrendement. Het overrendement hangt dan enkel af van het rendement op rendementsportefeuille. Het overrendement Ro dat deelnemer i ontvangt (als percentage) kan dan geschreven worden als