Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Q&A raad van commissarissen bij betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

Q&A

Vraag:

Onder welke omstandigheden kan de instelling van een raad van commissarissen (RvC) bij een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling (EGI) noodzakelijk zijn ter waarborging van een beheerste bedrijfsvoering en een evenwichtige en adequate organisatiestructuur?

Gepubliceerd: 25 januari 2024

Bekijk eerdere versies in het archief

Antwoord:

DNB kan ter waarborging van een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur als bedoeld in art. 17 Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) in bepaalde omstandigheden het instellen van een RvC bij een betaalinstelling en EGI noodzakelijk achten.1

De Wet op het financieel toezicht (Wft) bepaalt dat de bedrijfsvoering van een betaalinstelling en EGI zodanig moet worden ingericht dat een beheerste en integere uitoefening van het bedrijf is gewaarborgd (art. 3:17 Wft). In het bijzonder dient de bedrijfsvoering van een betaalinstelling en EGI op grond van artikel 17 Bpr een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur te omvatten. De wetgever heeft in de nota van toelichting bij artikel 17 Bpr expliciet vastgelegd dat DNB toezicht uitoefent op een duidelijk, evenwichtig en verantwoord systeem van bestuur en toezicht bij financiële ondernemingen (corporate governance). Ook heeft de wetgever geëxpliciteerd dat DNB de bevoegdheid heeft om specifieke eisen te stellen aan de corporate governance van financiële ondernemingen. Omdat een RvC een belangrijke bijdrage kan leveren aan een evenwichtige corporate governance door intern toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken van een betaalinstelling en EGI, kan onder bepaalde omstandigheden een onafhankelijk functionerende RvC noodzakelijk zijn. Bij de vaststelling of een RvC noodzakelijk is, zal DNB alle relevante omstandigheden zoals de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de werkzaamheden van de betaalinstelling en EGI in acht nemen (proportionaliteitsbeginsel). Ook zal DNB beoordelen of andere oplossingen dan het instellen van een RvC voor de hand liggen (evenredigheidsbeginsel).

In de volgende, niet-limitatieve omstandigheden kan een RvC bij een betaalinstelling of EGI volgens DNB noodzakelijk zijn:

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.

1. Er is sprake van een DGA structuur/dominante aandeelhouder (bijvoorbeeld met een meerderheidsbelang of een aanzienlijk minderheidsbelang in de instelling of bepaalde bijzondere rechten).

Onder deze omstandigheden bestaat het risico dat de besluitvorming gedomineerd wordt door de (groot-)aandeelhouder en de nadruk komt te liggen op diens deelbelang ten koste van andere deelbelangen van de betaalinstelling of EGI. In deze omstandigheden is het in het bijzonder van belang om evenwichtige belangenbehartiging van alle stakeholders van de betaalinstelling of EGI te borgen. Een onafhankelijk functionerende RvC kan voor countervailing power zorgen doordat zij een rol krijgt in het besluitvormingsproces waarin zij alle deelbelangen van de instelling zorgvuldig dient af te wegen en daarbij rekening dient te houden met het concernbelang en externe belangen zoals bijvoorbeeld het belang van crediteuren van de betaalinstelling of EGI.

2. De interne beheersorganisatie is suboptimaal ingericht

Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer verschillende interne controlefuncties bij één persoon zijn belegd (bijv. compliance en risk), de controlefuncties zijn uitbesteed of sprake is van vermenging van functies binnen het bestuur (bijv. risk en commercie of finance en risk).

Hoewel kwetsbaarheden in de interne beheersorganisatie in eerste instantie gemitigeerd dienen te worden door het bestuur en in de interne beheersorganisatie zelf, kan een RvC hierbij een belangrijke rol spelen. Een RvC is immers verantwoordelijk voor het toezicht op het bestuur, inclusief het toezicht op de interne beheersing. De betrokkenheid van de RvC bij de interne beheersing kan bijdragen aan de risicobewustwording en -beheersing binnen de instelling. Een RvC draagt daarmee bij aan een adequate en evenwichtige organisatiestructuur van de instelling.2

3. Er is sprake van een complexe organisatie- of zeggenschapsstructuur

Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer bestuurders van de betaalinstelling of EGI verschillende functies vervullen binnen de groep waartoe de betaalinstelling of EGI behoort, er een risico is dat de formele zeggenschapsstructuur niet overeenkomt met de feitelijke zeggenschap en er sprake is van veel intra-groep uitbestedingen.

Zo kunnen bestuurders die verschillende functies vervullen binnen de groep te maken krijgen met belangenconflicten. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een bestuurder van de betaalinstelling of EGI ook een functie heeft bij de moedermaatschappij en de betaalinstelling of EGI en moedermaatschappij tegengestelde belangen hebben. Ook kan de situatie zich voordoen dat twee bestuurders van de betaalinstelling of EGI niet geheel onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren doordat zij een functie vervullen bij de moedermaatschappij waarin zij tot een hiërarchische verhouding tot elkaar staan.

DISCLAIMER

Q&A’s bieden nader inzicht in de beleidspraktijk van DNB doordat we daarin wettelijke toezichtregels interpreteren. Onder toezicht staande instellingen kunnen ook op andere wijze aan de wet- of regelgeving voldoen. Instellingen moeten daarbij wel gemotiveerd aan DNB kunnen aantonen dat zij met hun invulling voldoen aan de wet- of regelgeving. Voor een nadere toelichting op de status van de beleidsuitingen van DNB zie de Leeswijzer beleidsuitingen DNB op Open Boek Toezicht.

1 Voor banken, verzekeraars en clearinginstellingen geldt op grond van artikel 3:19 Wft een verplichting om een RvC in te stellen. Deze bepaling is niet van toepassing op betaalinstellingen en EGIs. Ook het Burgerlijk Wetboek verplicht betaalinstellingen en EGIs niet tot het instellen van een RvC, tenzij zij kwalificeren als een structuurvennootschap.


2 Instelling van een RvC kan uiteraard geen overtredingen van wet- en regelgeving “compenseren”. De instelling moet altijd aan geldende wet- en regelgeving voldoen.