De voorschriften ter zake van de controleprocedures op echtheid en geschiktheid zijn voor eurobankbiljetten nader vastgelegd in het ECB Besluit 2010/14 en voor euromunten in de Verordening (EG) 1210/2010.
Uitgangspunt is dat iedere partij die deelneemt aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van eurobankbiljetten en –munten, zich uit eigen beweging normconform gedraagt. Wanneer door DNB niet-normconform gedrag wordt vastgesteld, kan de inzet van handhavingsinstrumenten nodig zijn.
DNB is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ter handhaving van:
- Artikel 9a, eerste tot en met het derde lid, van de Bankwet 1998,
- Artikel 6, eerste lid, van de Verordening (EG) 1338/2001,
- Artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van de Verordening (EG) 1210/2010, en
- Artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Besluit bestuurlijke boetes echtheids- en geschiktheidscontrole van eurobankbiljetten en –munten maakt een onderscheid tussen overtredingen met betrekking tot eurobankbiljetten en –munten, met name waar het betreft de hoogte van de boetes. De potentiële maatschappelijke schade wordt door de wetgever bij eurobankbiljetten groter ingeschat dan bij euromunten.
Vanuit de eigen taak bij de naleving van de wet- en regelgeving en op grond van de overige relevante omstandigheden en belangen, maakt DNB zelfstandig een afweging bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten.