Rekenrente
Met de rekenrente bepalen pensioenfondsen hoeveel geld ze in kas moeten hebben om alle pensioenen uit te keren. Nu en in de toekomst. Pensioenfondsen zeggen aan hun deelnemers een pensioenuitkering toe. Maar hoe weten ze hoeveel ze nu nodig hebben om over twintig, dertig, veertig jaar alle pensioenen te betalen? Daarvoor gebruiken pensioenfondsen de rekenrente.
Voorbeeld
Stel, je zegt iemand toe over tien jaar EUR 100 te betalen. Je kunt dan nu EUR 100 in een kluis leggen. Maar je kunt ook geld op een spaarrekening zetten. Dan krijg je elk jaar rente van de bank. Daardoor hoef je nu geen EUR 100 in te leggen maar een kleiner bedrag. Stel bijvoorbeeld dat de rente 1% is, dan hoef je nu maar EUR 90,53 op je rekening te zetten. Hoe hoger de rente, hoe minder je nu op je rekening hoeft te zetten. Stel dat de rente 2% is, dan heb je nu maar EUR 82,05 nodig. Bijna een tientje minder dus.
Zoals in het voorbeeld hierboven werkt het ook met de verplichtingen van pensioenfondsen. Zij kijken naar de rente om te bepalen hoeveel geld ze nu nodig hebben om straks het toegezegde pensioen uit te keren. Dat is de rekenrente. En net als in het voorbeeld geldt: hoe hoger de rekenrente, hoe minder geld pensioenfondsen nu in kas hoeven te hebben om later alle pensioenen te betalen. Hoe lager de rekenrente, hoe meer geld ze nu in kas moeten hebben.
Risicovrij en objectief
De rekenrente is risicovrij. Dat wil zeggen dat deelnemers die rente zo goed als zeker krijgen. De Nederlandsche Bank (DNB) stelt de rekenrente vast op basis van de rentetarieven op de financiële markten, oftewel op basis van de marktrente. Omdat vraag en aanbod daar samenkomen, is de markt de meest objectieve graadmeter. Dat de rekenrente risicovrij is, is niet voor niets. Pensioenfondsen hebben immers toegezegd een pensioenuitkering te doen.
Appels met appels vergelijken
Dat we de rekenrente op de financiële markten baseren, heeft nog een andere reden. De rekenrente gaat over verplichtingen, maar pensioenfondsen hebben natuurlijk ook bezittingen. Denk aan aandelen en obligaties. Om te bepalen hoeveel de bezittingen van een pensioenfonds waard zijn, kijken we ook naar de markt: de prijs van aandelen en obligaties op dat moment. Het is belangrijk om bezittingen en verplichtingen op dezelfde manier te berekenen. Anders vergelijken we appels met peren. De overheid heeft in de wet vastgelegd dat pensioenfondsen de waarde van bezittingen én verplichtingen op basis van marktwaarde berekenen.
Alle rentes zijn laag
De rekenrente is tegenwoordig laag in vergelijking met een paar jaar geleden. Dat geldt niet alleen voor de rekenrente. De rentes op de financiële markten laten al sinds de jaren ‘70 een dalende trend zien en ook de rentes op bijvoorbeeld spaarrekeningen en hypotheken zijn nu historisch laag. Verschillende rentetarieven liggen zelfs lager dan nul. Omdat de rekenrente gebaseerd wordt op de marktrentes, is ook die rekenrente laag.
Rekenrente hoger dan marktrente geen goed idee
Regelmatig pleiten mensen voor het gebruiken van een rekenrente hoger dan de marktrente. Pensioenfondsen hoeven dan minder geld in kas te hebben. De financiële positie van een pensioenfonds lijkt dan beter, maar is dat in werkelijkheid niet. Door de rekenrente te verhogen komt er namelijk geen geld bij. De bezittingen van een pensioenfonds – de beleggingen – blijven even groot. Door de hogere rekenrente keert een pensioenfonds pensioenen sneller uit, maar blijft er minder over voor jongere en toekomstige generaties.
Rekenrente
De overheid heeft in de wet vastgelegd dat de waarde van de verplichtingen van een pensioenfonds op basis van marktwaarde moet worden berekend. DNB heeft de bevoegdheid gekregen om op basis van dit uitgangspunt een rekenrente voor te schrijven. Maar de manier waarop dat precies gaat, bedenkt DNB niet alleen. Elke vijf jaar geeft een commissie van onafhankelijke specialisten, de Commissie Parameters, advies over een onderdeel van de rekenrente (de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR)). De laatste keer was in juni 2019.
De Commissie Parameters heeft in 2019 onder leiding van Jeroen Dijsselbloem advies uitgebracht over de rekenrente. Wat zijn de gevolgen voor de rekenrente én voor de financiële situatie van pensioenfondsen?
De Commissie Parameters heeft in juni 2019 geadviseerd om een onderdeel van de rekenrente (de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR)) anders te berekenen. DNB heeft dit advies overgenomen. De nieuwe methode wordt in vier gelijke jaarlijkse stappen ingevoerd, te beginnen per 1 januari 2021. Door de nieuwe methode volgt de rekenrente directer de beweging van de marktrente. Als de marktrente stijgt, stijgen de dekkingsgraden onder de nieuwe methode sneller mee. En als de marktrente daalt, dalen de dekkingsgraden sneller mee.
Het kabinet heeft in de zomer van 2020 met de sociale partners (de werknemers- en werkgeversorganisaties) een pensioenakkoord gesloten. In het nieuwe pensioenstelsel zeggen pensioenfondsen aan hun deelnemers geen pensioen meer toe. In plaats daarvan staat de pensioenpremie centraal en houden pensioenfondsen voor iedere deelnemer een persoonlijk pensioenvermogen bij. De rekenrente is in het nieuwe stelsel daarom niet meer nodig om te bepalen hoeveel geld pensioenfondsen nodig hebben. Dat betekent overigens niet dat de rentes op financiële markten in het nieuwe pensioenstelsel niet meer van belang zijn. Net als in het huidige stelsel, bepaalt de rentestand op de financiële markten ook in het nieuwe stelsel voor een belangrijk deel het verwachte rendement op het gespaarde pensioenvermogen.
Cookie-instellingen
DNB maakt gebruik van cookies
Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website te optimaliseren, maken wij gebruik van cookies.
Lees meer over de cookies die wij gebruiken en de gegevens die we daarmee verzamelen in onze cookie-policy.